Vertaling van krabbel
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
krabbel, krab {zn.}
krabbel
krab {zn.}
krab {zn.}
krabbel {zn.}
krabbel {zn.}
schets, aanleg , ontwerp, krabbel {zn.}
schets
aanleg
ontwerp
krabbel {zn.}
aanleg
ontwerp
krabbel {zn.}
Maak een schets van uw huis.
Maak een schets van uw huis.
Ik heb een natuurlijke aanleg voor wiskunde.
Ik heb een natuurlijke aanleg voor wiskunde.
handtekening , krabbel, ondertekening {zn.}
handtekening
krabbel
ondertekening {zn.}
krabbel
ondertekening {zn.}
Ruim drieduizend mensen hebben hun handtekening gezet om de sloop van dit historische pand tegen te houden.
Ruim drieduizend mensen hebben hun handtekening gezet om de sloop van dit historische pand tegen te houden.
krabbel {zn.}
krabbel {zn.}
krabbelen {ww.}
krabbelen {ww.}
ik krabbel
jij krabbelt
hij/zij/het krabbelt
ik krabbel
jij krabbelt
hij/zij/het krabbelt
» meer vervoegingen van krabbelen
krabbelen {ww.}
krabbelen {ww.}
ik krabbel
jij krabbelt
hij/zij/het krabbelt
ik krabbel
jij krabbelt
hij/zij/het krabbelt
» meer vervoegingen van krabbelen
poot, handtekening , ondertekening, krabbel {zn.}
poot
handtekening
ondertekening
krabbel {zn.}
handtekening
ondertekening
krabbel {zn.}
's Nachts zet ik mijn paprikaplantjes bij het open raam, zodat ze een beetje kunnen harden voor ik ze buiten poot, want ze hebben nu nog zulke dunne steeltjes.
's Nachts zet ik mijn paprikaplantjes bij het open raam, zodat ze een beetje kunnen harden voor ik ze buiten poot, want ze hebben nu nog zulke dunne steeltjes.
klauwen, krabbelen {ww.}
klauwen
krabbelen {ww.}
krabbelen {ww.}
ik klauw
jij klauwt
hij/zij/het klauwt
ik klauw
jij klauwt
hij/zij/het klauwt
» meer vervoegingen van klauwen
klauwen, krauwen, krabben, krabbelen {ww.}
klauwen
krauwen
krabben
krabbelen {ww.}
krauwen
krabben
krabbelen {ww.}
ik klauw
jij klauwt
hij/zij/het klauwt
ik klauw
jij klauwt
hij/zij/het klauwt
» meer vervoegingen van klauwen
krabbelen, krieuwelen, kriebelen {ww.}
krabbelen
krieuwelen
kriebelen {ww.}
krieuwelen
kriebelen {ww.}
ik krabbel
jij krabbelt
hij/zij/het krabbelt
ik krabbel
jij krabbelt
hij/zij/het krabbelt
» meer vervoegingen van krabbelen