Vertaling van lijmen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
lijmen {ww.}
lijmen {ww.}

ik lijm
jij lijmt
hij/zij/het lijmt

ik lijm
jij lijmt
hij/zij/het lijmt
» meer vervoegingen van lijmen

aan elkaar lijmen, lijmen {ww.}
aan elkaar lijmen
lijmen {ww.}

ik lijm
jij lijmt
hij/zij/het lijmt

ik lijm
jij lijmt
hij/zij/het lijmt
» meer vervoegingen van lijmen

hechten, plakken, lijmen {ww.}
hechten
plakken
lijmen {ww.}

ik hecht
jij hecht
hij/zij/het hecht

ik hecht
jij hecht
hij/zij/het hecht
» meer vervoegingen van hechten

lijmen {ww.}
lijmen {ww.}

ik lijm
jij lijmt
hij/zij/het lijmt

ik lijm
jij lijmt
hij/zij/het lijmt
» meer vervoegingen van lijmen

lijm (mv. lijmen) {zn.}
lijm (mv. lijmen) {zn.}
lijm (mv. lijmen), kleefmiddel, kleefstof, kit {zn.}
lijm (mv. lijmen)
kleefmiddel
kleefstof
kit {zn.}
beiden, teuten, tutten, neutelen, talmen, lijntrekken, lijmen, dreutelen, dralen, treuzelen {ww.}
beiden
teuten
tutten
neutelen
talmen
lijntrekken
lijmen
dreutelen
dralen
treuzelen {ww.}

ik beid
jij beidt
hij/zij/het beidt

ik beid
jij beidt
hij/zij/het beidt
» meer vervoegingen van beiden

We glimlachten beiden op bijna hetzelfde moment.
We glimlachten beiden op bijna hetzelfde moment.
Deze leerlingen hebben beiden de proef gefaald.
Deze leerlingen hebben beiden de proef gefaald.
Kleef [o] (narticle ~), plakspul, kleefpasta, plaksel [o] (het ~), lijm (mv. lijmen) [m] (de ~) {zn.}
Kleef [o] (narticle ~)
plakspul
kleefpasta
plaksel [o] (het ~)
lijm (mv. lijmen) [m] (de ~) {zn.}