Vertaling van rollen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
rollen {ww.}
rollen {ww.}

ik rol
jij rolt
hij/zij/het rolt

ik rol
jij rolt
hij/zij/het rolt
» meer vervoegingen van rollen

rollen, draaien {ww.}
rollen
draaien {ww.}

ik draai
jij draait
hij/zij/het draait

ik rol
jij rolt
hij/zij/het rolt
» meer vervoegingen van rollen

rollen {ww.}
rollen {ww.}

ik rol
jij rolt
hij/zij/het rolt

ik rol
jij rolt
hij/zij/het rolt
» meer vervoegingen van rollen

rollen, geroffel {zn.}
rollen
geroffel {zn.}
slingeren, rollen {ww.}
slingeren
rollen {ww.}

ik rol
jij rolt
hij/zij/het rolt

ik slinger
jij slingert
hij/zij/het slingert
» meer vervoegingen van slingeren

wentelen, rollen {ww.}
wentelen
rollen {ww.}

ik rol
jij rolt
hij/zij/het rolt

ik wentel
jij wentelt
hij/zij/het wentelt
» meer vervoegingen van wentelen

zakkenrollen, rollen {ww.}
zakkenrollen
rollen {ww.}

ik rol
jij rolt
hij/zij/het rolt

ik rol
jij rolt
hij/zij/het rolt
» meer vervoegingen van rollen

afrollen, tuimelen, rollen {ww.}
afrollen
tuimelen
rollen {ww.}

ik rol af
jij rolt af
hij/zij/het rolt af

ik rol af
jij rolt af
hij/zij/het rolt af
» meer vervoegingen van afrollen

ceel, cedel, lijst, rol (mv. rollen) {zn.}
ceel
cedel
lijst
rol (mv. rollen) {zn.}
figuur [m], rol (mv. rollen), speler {zn.}
figuur [m]
rol (mv. rollen)
speler {zn.}
rol (mv. rollen) {zn.}
rol (mv. rollen) {zn.}
rol (mv. rollen), rolade {zn.}
rol (mv. rollen)
rolade {zn.}
bus [v], rol (mv. rollen), trom, trommel {zn.}
bus [v]
rol (mv. rollen)
trom
trommel {zn.}
register [o], rol (mv. rollen) {zn.}
register [o]
rol (mv. rollen) {zn.}
rol (mv. rollen) {zn.}
rol (mv. rollen) {zn.}
cilinder [m], rol (mv. rollen) {zn.}
cilinder [m]
rol (mv. rollen) {zn.}
rol (mv. rollen) [m] (de ~) {zn.}
rol (mv. rollen) [m] (de ~) {zn.}
rol (mv. rollen) [m] (de ~) {zn.}
rol (mv. rollen) [m] (de ~) {zn.}
rol (mv. rollen) {zn.}
rol (mv. rollen) {zn.}
rol (mv. rollen) [m] (de ~) {zn.}
rol (mv. rollen) [m] (de ~) {zn.}
rol (mv. rollen) [m] (de ~) {zn.}
rol (mv. rollen) [m] (de ~) {zn.}
functie [v] (de ~), rol (mv. rollen) [m] (de ~) {zn.}
functie [v] (de ~)
rol (mv. rollen) [m] (de ~) {zn.}


Gerelateerd aan rollen

draaien - geroffel - slingeren - wentelen - zakkenrollen - afrollen - tuimelen - ceel - cedel - lijst - rol - figuur - speler - rolade - bushoeveelheid - voorwerp - schijf - inbreng - lijst - doel