Vertaling van smoel

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
smoelwerk, smoel {zn.}
smoelwerk
smoel {zn.}
smoelwerk, tronie [v], smoel, bakkes [o] {zn.}
smoelwerk
tronie [v]
smoel
bakkes [o] {zn.}
bek [m] (de ~), muil [m] (de ~), laadklep, smoel [m] (de ~), kwebbel [m] (de ~), snoet, moel, kakement, bekje, bakkes [o] (het ~), klep [m] (de ~) {zn.}
bek [m] (de ~)
muil [m] (de ~)
laadklep
smoel [m] (de ~)
kwebbel [m] (de ~)
snoet
moel
kakement
bekje
bakkes [o] (het ~)
klep [m] (de ~) {zn.}
De hond had een stuk vlees in zijn bek.
De hond had een stuk vlees in zijn bek.
Op de brug zit een mug met haar muil wijd open; zeven ezels, achttien kwezels zijn er in gekropen.
Op de brug zit een mug met haar muil wijd open; zeven ezels, achttien kwezels zijn er in gekropen.
gezicht [o] (het ~), postzegel, aangezicht [o] (het ~), toetje, smoel [m] (de ~), tronie [v] (de ~), toet [m] (de ~), snufferd, snoet, facie [m] (de/het ~), ponem [o] (het ~), porem [o] (het ~), gelaat [o] (het ~), fieselemie, fieselefacie, snuit [m] (de ~), smoelwerk [o] (het ~), bakkes [o] (het ~), aanschijn {zn.}
gezicht [o] (het ~)
postzegel
aangezicht [o] (het ~)
toetje
smoel [m] (de ~)
tronie [v] (de ~)
toet [m] (de ~)
snufferd
snoet
facie [m] (de/het ~)
ponem [o] (het ~)
porem [o] (het ~)
gelaat [o] (het ~)
fieselemie
fieselefacie
snuit [m] (de ~)
smoelwerk [o] (het ~)
bakkes [o] (het ~)
aanschijn {zn.}
Ik heb een postzegel nodig.
Ik heb een postzegel nodig.
Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht.
Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht.


Gerelateerd aan smoel

smoelwerk - tronie - bakkes - bek - muil - laadklep - kwebbel - snoet - moel - kakement - bekje - klep - gezicht - postzegel - aangezichtmond - lichaamsdeel - kin - wal - kaak - neus - oog - voorhoofd - wang - wenkbrauw