Vertaling van snorren
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
snorren {ww.}
snorren {ww.}
ik snor
jij snort
hij/zij/het snort
ik snor
jij snort
hij/zij/het snort
» meer vervoegingen van snorren
zoemen, suizen, tuiten, suizelen, snorren, razen, gonzen, brommen {ww.}
zoemen
suizen
tuiten
suizelen
snorren
razen
gonzen
brommen {ww.}
suizen
tuiten
suizelen
snorren
razen
gonzen
brommen {ww.}
ik brom
jij bromt
hij/zij/het bromt
ik zoem
jij zoemt
hij/zij/het zoemt
» meer vervoegingen van zoemen
zoeken, opzoeken, uitzien, uitkijken, snorren {ww.}
zoeken
opzoeken
uitzien
uitkijken
snorren {ww.}
opzoeken
uitzien
uitkijken
snorren {ww.}
ik zoek op
jij zoekt op
hij/zij/het zoekt op
ik zoek
jij zoekt
hij/zij/het zoekt
» meer vervoegingen van zoeken
Waarom kom je mij eens niet opzoeken?
Waarom kom je mij eens niet opzoeken?
Je moet dat woord eens opzoeken.
Je moet dat woord eens opzoeken.
snorren {ww.}
snorren {ww.}
ik snor
jij snort
hij/zij/het snort
ik snor
jij snort
hij/zij/het snort
» meer vervoegingen van snorren
snorren {ww.}
snorren {ww.}
ik snor
jij snort
hij/zij/het snort
ik snor
jij snort
hij/zij/het snort
» meer vervoegingen van snorren
knevel , snor (mv. snorren) {zn.}
knevel
snor (mv. snorren) {zn.}
snor (mv. snorren) {zn.}
snappen, attraperen, snorren, betrappen {ww.}
snappen
attraperen
snorren
betrappen {ww.}
attraperen
snorren
betrappen {ww.}
ik attrapeer
jij attrapeert
hij/zij/het attrapeert
ik snap
jij snapt
hij/zij/het snapt
» meer vervoegingen van snappen
snor , snorrenbaard, snorbaard, snorrebaard, knevel {zn.}
snor
snorrenbaard
snorbaard
snorrebaard
knevel {zn.}
snorrenbaard
snorbaard
snorrebaard
knevel {zn.}
Hij heeft zijn snor afgeschoren.
Hij heeft zijn snor afgeschoren.
snor {zn.}
snor {zn.}