Vertaling van vast te stellen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
vaststellen, constateren, bevinden {ww.}
vaststellen
constateren
bevinden {ww.}

ik bevind
jij bevindt
hij/zij/het bevindt

ik stel vast
jij stelt vast
hij/zij/het stelt vast
» meer vervoegingen van vaststellen

We zullen eerst de oorzaak van de ramp vaststellen.
We zullen eerst de oorzaak van de ramp vaststellen.
We zouden enkele basisregels moeten vaststellen voor we eraan beginnen.
We zouden enkele basisregels moeten vaststellen voor we eraan beginnen.
vaststellen, bevestigen, bepalen, vastmaken, tuigeren, fixeren {ww.}
vaststellen
bevestigen
bepalen
vastmaken
tuigeren
fixeren {ww.}

ik bepaal
jij bepaalt
hij/zij/het bepaalt

ik stel vast
jij stelt vast
hij/zij/het stelt vast
» meer vervoegingen van vaststellen

Bedankt voor het bevestigen van mijn vriendschapsverzoek op Facebook.
Bedankt voor het bevestigen van mijn vriendschapsverzoek op Facebook.
De vorige e-mail die ik stuurde was waarschijnlijk niet duidelijk. Je moet niets bevestigen.
De vorige e-mail die ik stuurde was waarschijnlijk niet duidelijk. Je moet niets bevestigen.
stellen, vaststellen, bepalen {ww.}
stellen
vaststellen
bepalen {ww.}

ik bepaal
jij bepaalt
hij/zij/het bepaalt

ik stel
jij stelt
hij/zij/het stelt
» meer vervoegingen van stellen

Mag ik een vraag stellen?
Mag ik een vraag stellen?
Mag ik een paar vragen stellen?
Mag ik een paar vragen stellen?
vaststellen, bepalen {ww.}
vaststellen
bepalen {ww.}

ik bepaal
jij bepaalt
hij/zij/het bepaalt

ik stel vast
jij stelt vast
hij/zij/het stelt vast
» meer vervoegingen van vaststellen

Het is nooit gemakkelijk te bepalen of hij al dan niet serieus is.
Het is nooit gemakkelijk te bepalen of hij al dan niet serieus is.
vaststellen, constateren {ww.}
vaststellen
constateren {ww.}

ik constateer
jij constateert
hij/zij/het constateert

ik stel vast
jij stelt vast
hij/zij/het stelt vast
» meer vervoegingen van vaststellen



Gerelateerd aan vast te stellen

vaststellen - constateren - bevinden - bevestigen - bepalen - vastmaken - tuigeren - fixeren - stellenverrichten - veranderen - afleiden