Vertaling van wandel

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
gedrag [o], wandel, houding [v] {zn.}
gedrag [o]
wandel
houding [v] {zn.}
Wandel elke dag.
Wandel elke dag.
Ze kon zijn onbeleefd gedrag niet accepteren.
Ze kon zijn onbeleefd gedrag niet accepteren.
lopen, wandelen, tippelen, aan de wandel zijn {ww.}
lopen
wandelen
tippelen
aan de wandel zijn {ww.}

ik loop
jij loopt
hij/zij/het loopt

ik loop
jij loopt
hij/zij/het loopt
» meer vervoegingen van lopen

Hij ging wandelen.
Hij ging wandelen.
Wil je echt wandelen?
Wil je echt wandelen?
wandelen, vertreden, kuieren {ww.}
wandelen
vertreden
kuieren {ww.}

ik kuier
jij kuiert
hij/zij/het kuiert

ik wandel
jij wandelt
hij/zij/het wandelt
» meer vervoegingen van wandelen

Ik kan amper wandelen.
Ik kan amper wandelen.
Laat ons wandelen.
Laat ons wandelen.


Gerelateerd aan wandel

gedrag - houding - lopen - wandelen - tippelen - aan de wandel zijn - vertreden - kuierengaan