Vertaling van wis

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
bos [m], wis, bundel [m] {zn.}
bos [m]
wis
bundel [m] {zn.}
Als ge op de WC-bril pist, wis het af!
Als ge op de WC-bril pist, wis het af!
Dieren wonen in het bos.
Dieren wonen in het bos.
wis, zeker {bn.}
wis
zeker {bn.}
gewis, stellig, zeker, vast, vaststaand, verzekerd, wis {bn.}
gewis
stellig
zeker
vast
vaststaand
verzekerd
wis {bn.}
wis, rijs [o] (het ~), teen [m] (de ~), twijg [m] (de ~) {zn.}
wis
rijs [o] (het ~)
teen [m] (de ~)
twijg [m] (de ~) {zn.}
wegvegen, uitwissen, uitvegen, wissen {ww.}
wegvegen
uitwissen
uitvegen
wissen {ww.}

ik veeg uit
jij veegt uit
hij/zij/het veegt uit

ik veeg weg
jij veegt weg
hij/zij/het veegt weg
» meer vervoegingen van wegvegen

vegen, afwissen, wissen, afvegen, afdrogen {ww.}
vegen
afwissen
wissen
afvegen
afdrogen {ww.}

ik droog af
jij droogt af
hij/zij/het droogt af

ik veeg
jij veegt
hij/zij/het veegt
» meer vervoegingen van vegen

Nieuwe bezems vegen schoon.
Nieuwe bezems vegen schoon.
Mary wil het huis vegen.
Mary wil het huis vegen.
wissen, deleten {ww.}
wissen
deleten {ww.}

ik delete
jij deletet
hij/zij/het deletet

ik wis
jij wist
hij/zij/het wist
» meer vervoegingen van wissen

vegen, wissen {ww.}
vegen
wissen {ww.}

ik veeg
jij veegt
hij/zij/het veegt

ik veeg
jij veegt
hij/zij/het veegt
» meer vervoegingen van vegen

"Waar ben je precies, Dima?!" vroeg Al-Sayib, terwijl hij een handdoek pakte om de gemorste Fanta weg te vegen.
"Waar ben je precies, Dima?!" vroeg Al-Sayib, terwijl hij een handdoek pakte om de gemorste Fanta weg te vegen.


Gerelateerd aan wis

bos - bundel - zeker - gewis - stellig - vast - vaststaand - verzekerd - rijs - teen - twijg - wegvegen - uitwissen - uitvegen - wissentak - weghalen - wrijven - reinigen