Betekenis van:
beslissen

beslissen
Werkwoord
  • vaststellen wat er gedaan moet worden
"over [een zaak] beslissen"
"de rechter beslist"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

beslissen
Werkwoord
  • vaststellen wat er gaat gebeuren
beslissen
Werkwoord
  • het verschil uitmaken

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. We vinden het moeilijk om te beslissen welke te kopen.
  2. Maar hoe ga je beslissen wat belangrijk is en wat niet?
  3. Beslissen
  4. De EVA-staten beslissen zo spoedig mogelijk.
  5. De nietigheidsafdelingen beslissen in een samenstelling van drie leden.
  6. Tenzij de delegaties anders beslissen, zijn de notulen openbaar toegankelijk.
  7. beslissen over het financiële T2S-basisregime, met name:
  8. Zij kan beslissen om zitting te houden met 3 rechters.
  9. De oppositieafdelingen beslissen in een samenstelling van drie leden.
  10. De bevoegde autoriteiten beslissen over de te nemen maatregelen.
  11. Het Agentschap kan evenwel zelf beslissen de periode tot één jaar te verlengen.
  12. De nationale autoriteiten beslissen binnen welke nationale autoriteit het RAPEX-contactpunt moet worden ingesteld.
  13. De lidstaten mogen beslissen welke optie van toepassing is voor op hun grondgebied bereide producten.
  14. De bevoegde autoriteiten in de lidstaten dienen te kunnen beslissen over de bemonsteringsintensiteit.
  15. De kamer of kamers van beroep beslissen op beroepen tegen de in artikel 44 genoemde besluiten.