Betekenis van:
bot

bot
Bijvoeglijk naamwoord
  • lomp
"een bot antwoord"
"een botte opmerking"

Hyperoniemen

bot
Bijvoeglijk naamwoord
  • stomp
"'dat mes'/'die schaar' is bot"
"met de botte bijl"

Hyperoniemen

bot
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet scherp, stomp, wat snijdens scherp had moeten zijn. ''een botte bijl''
bot
Bijvoeglijk naamwoord
  • onbeleefd & direct, ''zich bot gedragen''
bot (de ~ | meervoud botten)
Zelfstandig naamwoord
  • voornamelijk in brak water levende platvis
"bot vangen"
"een botje zonder gal"

Synoniemen

Hyperoniemen

bot
Zelfstandig naamwoord
  • platvis.
bot
Zelfstandig naamwoord
  • (''Vlaanderen en Limburg'') laars.
bot
Zelfstandig naamwoord
  • de afkorting voor ''robot'', met name voor computerrobots.
bot
Zelfstandig naamwoord
  • hoog dicht schoeisel; stuk schoeisel met een hoge schacht

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

bot
Werkwoord
  • derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd van uitbotten
bot
Werkwoord
  • uitlopen van een plant.
bot
Werkwoord
  • enkelvoud gebiedende wijs van uitbotten; uitlopen van een plant

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Hij gaf de hond een bot.
  2. De hond was bezig met het begraven van zijn bot in de tuin.
  3. Bot
  4. Bot
  5. Bot
  6. Bot
  7. Soort bot
  8. de heer Yves BOT
  9. BOT Elektrownia Bełchatów S.A.
  10. Bot (Platichthys flesus)
  11. Bot (Platichthys flesus)
  12. Bot (Platichthys flesus)
  13. BOT 12 maanden
  14. European plaice Bot
  15. BOT 3 maanden