Betekenis van:
dol zijn op

Werkwoord

dol zijn op
een vervoeging van aanbakken
dol zijn op
een vervoeging van aanbelanden
dol zijn op
een vervoeging van aanbeteren
dol zijn op
een vervoeging van aanblijven
dol zijn op
een vervoeging van aanbotsen
dol zijn op
een vervoeging van aanbulderen
dol zijn op
een vervoeging van aandrentelen
dol zijn op
een vervoeging van aaneengroeien
dol zijn op
een vervoeging van aaneenkoeken
dol zijn op
een vervoeging van aanflitsen
dol zijn op
een vervoeging van aanfloepen
dol zijn op
een vervoeging van aangolven
dol zijn op
een vervoeging van aangroeien
dol zijn op
een vervoeging van aanhinken
dol zijn op
een vervoeging van aanhobbelen
dol zijn op
een vervoeging van aanhollen
dol zijn op
een vervoeging van aanhuppelen
dol zijn op
een vervoeging van aanklossen
dol zijn op
een vervoeging van aanklotsen
dol zijn op
een vervoeging van aankoeken
dol zijn op
een vervoeging van aankomen
dol zijn op
een vervoeging van aankorsten
dol zijn op
een vervoeging van aanladen
dol zijn op
een vervoeging van aanlanden
dol zijn op
een vervoeging van aanrennen
dol zijn op
een vervoeging van aanrijpen
dol zijn op
een vervoeging van aanroesten
dol zijn op
een vervoeging van aanschrijden
dol zijn op
een vervoeging van aansjokken
dol zijn op
een vervoeging van aanslenteren

Voorbeeldzinnen

  1. Ze zijn dol op fruit.