Betekenis van:
gek zijn op

Werkwoord

gek zijn op
een vervoeging van aanbakken
gek zijn op
een vervoeging van aanbelanden
gek zijn op
een vervoeging van aanbeteren
gek zijn op
een vervoeging van aanblijven
gek zijn op
een vervoeging van aanbotsen
gek zijn op
een vervoeging van aanbulderen
gek zijn op
een vervoeging van aandrentelen
gek zijn op
een vervoeging van aaneengroeien
gek zijn op
een vervoeging van aaneenkoeken
gek zijn op
een vervoeging van aanflitsen
gek zijn op
een vervoeging van aanfloepen
gek zijn op
een vervoeging van aangolven
gek zijn op
een vervoeging van aangroeien
gek zijn op
een vervoeging van aanhinken
gek zijn op
een vervoeging van aanhobbelen
gek zijn op
een vervoeging van aanhollen
gek zijn op
een vervoeging van aanhuppelen
gek zijn op
een vervoeging van aanklossen
gek zijn op
een vervoeging van aanklotsen
gek zijn op
een vervoeging van aankoeken
gek zijn op
een vervoeging van aankomen
gek zijn op
een vervoeging van aankorsten
gek zijn op
een vervoeging van aanladen
gek zijn op
een vervoeging van aanlanden
gek zijn op
een vervoeging van aanrennen
gek zijn op
een vervoeging van aanrijpen
gek zijn op
een vervoeging van aanroesten
gek zijn op
een vervoeging van aanschrijden
gek zijn op
een vervoeging van aansjokken
gek zijn op
een vervoeging van aanslenteren

Voorbeeldzinnen

  1. Zij en haar vrienden zijn gek op muziek.
  2. Zij, en ook haar vrienden, zijn gek op muziek.