Betekenis van:
proef

proef (de ~ | meervoud proeven)
Zelfstandig naamwoord
  • probeersel; poging
"op proef"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

proef (de ~ | meervoud proeven)
Zelfstandig naamwoord
  • toetsing van de kwaliteit, geschiktheid van personen of zaken
"de proef op de som nemen"
"iemand op de proef stellen"

Synoniemen

Hyperoniemen

proef
Zelfstandig naamwoord
  • iets waaruit juistheid blijkt; bewijs; bewijs; blijk waaruit men het bestaan of de juistheid van iets kan opmaken; verklaring als getuige

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

proef
Zelfstandig naamwoord
  • zetselafdruk ter correctie; afdruk van zetsel ter correctie aan de auteur gezonden

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Deze leerlingen hebben beiden de proef gefaald.
  2. Is hij geslaagd voor de proef?
  3. Ondanks alle moeite is hij niet geslaagd in de proef.
  4. Belading tijdens proef [t]:
  5. T tijdens proef [m]:
  6. Proef van Neu
  7. Herhaal de proef vijfmaal.
  8. Proef met een andere motor
  9. (tijdens de proef) [t]: … laadvermogen: …
  10. De pneumatische proef kan slechts plaatsvinden indien de lidstaat waar de proef wordt verricht, de veiligheidsprocedures voor de proef aanvaardt.
  11. Totale duur van de proef: 1 uur.
  12. Punt 6 — Goedkeuring van de proef
  13. voor proef- en demonstratieprojecten: maximaal 50 %;
  14. Monster tijdens de proef, ongeveer 10 mm3
  15. PERMANENT DOSSIER VAN DE PROEF EN ARCHIVERING