Betekenis van:
tengels

tengels (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • elk van beide lichaamsdelen aan de uiteinden van de armen, geschikt om te grijpen en vast te houden
"ergens met je tengels aankomen/aanzitten"
"ergens met je tengels van afblijven"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

tengel (de ~ | meervoud tengels)
Zelfstandig naamwoord
  • smalle houten lat

Synoniemen

Hyperoniemen