Vertaling van number

Inhoud:

Engels
Nederlands
number, amount {zn.}
aantal  [o]
getal [o]
tal [o]
Seven is a lucky number.
Zeven is een gelukbrengend getal.
"But that's ridiculous!" Dima protested. "Kopeks haven't been around in ages! And 0.99 isn't even a natural number!"
"Maar dat is belachelijk!" protesteerde Dima. "Kopeken worden al tijden niet meer gebruikt! En 0,99 is niet eens een natuurlijk getal!"
number, number of the house {zn.}
huisnummer
number, issue {zn.}
nummer 
numero
I don't have your number.
Ik heb je nummer niet.
My room number is 5.
Het nummer van mijn kamer is 5.
to calculate, to count, to figure, to work out, to account, to number, to reckon, to tally, to add up {ww.}
tellen 
rekenen 
berekenen 
uitrekenen
calculeren 

I number
you number
we number

ik tel
jij telt
wij tellen
» meer vervoegingen van tellen

He can't count.
Hij kan niet tellen.
My son can already count up to one hundred.
Mijn zoon kan al tot honderd tellen.
to count, to number {ww.}
tellen 
neertellen
aftellen

I number
you number
we number

ik tel
jij telt
wij tellen
» meer vervoegingen van tellen

You could count to ten when you were two.
Wanneer je twee jaar oud was kon je al tot tien tellen.
There are so many stars in the sky, I can't count them all.
Er staan zoveel sterren aan de hemel, ik kan ze niet allemaal tellen.
to assign a number, to number {ww.}
nummeren

I number
you number
we number

ik nummer
jij nummert
wij nummeren
» meer vervoegingen van nummeren

to number {ww.}
nummeren

I number
you number
we number

ik nummer
jij nummert
wij nummeren
» meer vervoegingen van nummeren

adherents, disciples, following, party, supporters, circle, number {zn.}
leden 
aanhang [m]
to count, to enumerate, to number, to numerate {ww.}
tellen
rekenen

I number
you number
we number

ik tel
jij telt
wij tellen
» meer vervoegingen van tellen

You can count on me any time.
Je kan wanneer dan ook op me rekenen.


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

I've lost my pin number!

Ik ben mijn pincode vergeten!

I forgot my PIN number!

Ik ben mijn pincode vergeten!

What is my room number?

Wat is mijn kamernummer?

My phone number is 789.

Mijn telefoonnummer is 789.

Seven is a lucky number.

Zeven is een gelukbrengend getal.

I don't have your number.

Ik heb je nummer niet.

I've forgotten my pin number.

Ik ben mijn pincode vergeten!

My room number is 5.

Het nummer van mijn kamer is 5.

You can reach me at this number.

Je kunt me op dit nummer bereiken.

What's the fax number for this hotel?

Wat is het faxnummer van dit hotel?

Do you know Tom's phone number?

Weet jij Toms telefoonnummer?

I have written down his phone number.

Ik heb zijn telefoonnummer genoteerd.

I wrote down his phone number.

Ik heb zijn telefoonnummer genoteerd.

I think you have the wrong number.

Ik denk dat je het verkeerde nummer hebt.

Does she know your phone number?

Kent zij uw telefoonnummer?


Gerelateerd aan number

amount - number of the house - issue - calculate - count - figure - work out - account - reckon - tally - add up - assign a number - adherents - disciples - followingmark - measure