Vertaling van self-control

Inhoud:

Engels
Nederlands
self-control, self-denial, self-discipline {zn.}
zelfcontrole
restraint, self-command, self-control, self-possession {zn.}
zelfbestuur [o]
zelfbeheersing [v]
self-control, self-denial, self-discipline {zn.}
zelftucht
zelfdiscipline
self-control, self-denial, self-discipline {zn.}
zelfcontrole
zelfbeheersing [v] (de ~)
to bridle, to check, to restrain, to control, to curb, to inhibit {ww.}
in toom houden
intomen
beteugelen 
betomen
bedwingen 

I control
you control
we control

ik toom in
jij toomt in
wij tomen in
» meer vervoegingen van intomen

to control, to operate, to work, to enable, to implement, to actuate {ww.}
bedienen 

I control
you control
we control

ik bedien
jij bedient
wij bedienen
» meer vervoegingen van bedienen

to administer, to manage, to command, to control {ww.}
toedienen
beheren 
administreren 
managen
bestieren
besturen 

I control
you control
we control

ik dien toe
jij dient toe
wij dienen toe
» meer vervoegingen van toedienen

to break, to control, to subdue, to train {ww.}
dresseren
tot gehoorzaamheid dwingen
africhten 

I control
you control
we control

ik dresseer
jij dresseert
wij dresseren
» meer vervoegingen van dresseren

to control, to govern, to rule, to reign {ww.}
besturen 
de scepter zwaaien
heersen
regeren 
aansturen

I control
you control
we control

ik bestuur
jij bestuurt
wij besturen
» meer vervoegingen van besturen