Vertaling van transport

Inhoud:

Engels
Nederlands
to transport, to ship {ww.}
vervoeren
transporteren
voeren 
overbrengen

I transport
you transport
we transport

ik vervoer
jij vervoert
wij vervoeren
» meer vervoegingen van vervoeren

transport, carrying forward {zn.}
afvoer [m]
transport 
vervoer
transport, transportation, transporting {zn.}
overbrenging [v]
transportwezen
vehicle, transport {zn.}
rijtuig
vehikel
voertuig
wagen 
to carry, to transport {ww.}
verschepen

I transport
you transport
we transport

ik verscheep
jij verscheept
wij verschepen
» meer vervoegingen van verschepen

to channel, to channelise, to channelize, to transfer, to transmit, to transport {ww.}
overdragen

I transport
you transport
we transport

ik draag over
jij draagt over
wij dragen over
» meer vervoegingen van overdragen

to send, to ship, to transport {ww.}
embarkeren
inschepen

I transport
you transport
we transport

ik embarkeer
jij embarkeert
wij embarkeren
» meer vervoegingen van embarkeren

to channel, to channelise, to channelize, to transfer, to transmit, to transport {ww.}
geleiden

I transport
you transport
we transport

ik geleid
jij geleidt
wij geleiden
» meer vervoegingen van geleiden

to send, to ship, to transport {ww.}
aanmonsteren

I transport
you transport
we transport

ik monster aan
jij monstert aan
wij monsteren aan
» meer vervoegingen van aanmonsteren

to carry, to transport {ww.}
transporteren
vervoeren

I transport
you transport
we transport

ik transporteer
jij transporteert
wij transporteren
» meer vervoegingen van transporteren

to carry, to transport {ww.}
afsjouwen

I transport
you transport
we transport

ik sjouw af
jij sjouwt af
wij sjouwen af
» meer vervoegingen van afsjouwen

to carry, to transport {ww.}
aandragen

I transport
you transport
we transport

ik draag aan
jij draagt aan
wij dragen aan
» meer vervoegingen van aandragen

to carry, to transport {ww.}
meedragen

I transport
you transport
we transport

ik draag mee
jij draagt mee
wij dragen mee
» meer vervoegingen van meedragen

to carry, to transport {ww.}
dragen

I transport
you transport
we transport

ik draag
jij draagt
wij dragen
» meer vervoegingen van dragen

Shall I carry your coat?
Zal ik uw jas dragen?
I can't carry this suitcase by myself.
Ik kan deze koffer niet zelf dragen.
to carry, to transport {ww.}
deporteren

I transport
you transport
we transport

ik deporteer
jij deporteert
wij deporteren
» meer vervoegingen van deporteren

to channel, to channelise, to channelize, to transfer, to transmit, to transport {ww.}
overbrengen

I transport
you transport
we transport

ik overbreng
jij overbrengt
wij overbrengen
» meer vervoegingen van overbrengen

conveyance, transfer, transferral, transport, transportation {zn.}
transport [o] (het ~)
vervoer [o] (het ~)
conveyance, transfer, transferral, transport, transportation {zn.}
overlading
overslag [m] (de ~)
shipping, transport, transportation {zn.}
vervrachting
conveyance, transport {zn.}
transportvliegtuig [o] (het ~)
clipper
transporttoestel
conveyance, transfer, transferral, transport, transportation {zn.}
transportwezen
conveyance, transport {zn.}
vervoermiddel [o] (het ~)
transportmiddel [o] (het ~)
vervoer
ecstasy, exaltation, rapture, raptus, transport {zn.}
verrukking [v] (de ~)
vervoering [v] (de ~)
zinsvervoering
trance
opgetogenheid [v] (de ~)
geestvervoering
exaltatie
extase [v] (de ~)


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

They hired a moving company to transport their belongings to their new home.

Ze hebben een verhuisfirma gevraagd om hun eigendommen naar hun nieuwe woning te verhuizen.

Dear passengers! If you get on a means of transport and don’t have a season ticket, punch a one-time ticket without waiting for the next station.

Geachte passagiers! Indien u het vervoermiddel betreedt zonder in het bezit te zijn van een geldig abonnement, stempel dan uw plaatsbewijs af vóór de volgende halte.