Vertaling van het doen

Inhoud:

Nederlands
Engels
doen, laten, laten doen, maken {ww.}
to make 
to get 
to render 
to cause 
Je kan me niets laten doen dat ik niet wil doen.
You can't make me do anything I don't want to do.
Het heeft geen zin te doen alsof om mij te laten geloven dat ik dingen geloof die jij niet gelooft!
It's no use pretending to make me believe that I believe things you don't believe!
functioneren, het doen, in zijn werk gaan, werken {ww.}
to work 
to act 
to perform 
to run 
to operate 
to function 
Laat ons werken.
Let's work.
Een mens moet werken.
A man must work.
leggen, steken, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, doen {ww.}
to put 
to place 
to set 
to lay 
to put down
to lay down
Ik kan dingen in een doos steken.
I can put things in a box.
In mei leggen alle vogeltjes een ei.
In May, all birds lay an egg.
handelen, ageren, doen, bezig zijn, optreden, te werk gaan {ww.}
to act 
to move 
to take action
We moeten snel handelen.
We have to act quickly.
Laten we doen alsof we buitenlanders zijn.
Let's act like we're foreigners.
optreden, ageren, doen, bezig zijn, handelen, te werk gaan {ww.}
to act 
to move 
to take action
maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren {ww.}
to do 
to make 
to work 
to act 
to wage 
to render 
to reach 
to form 
to commit 
to carry out
to perform 
Beter niets doen, dan een fout te maken.
It's better to do nothing than to do something poorly.
Zorg ervoor dat ik het niet nog eens moet doen.
Don't make me do it again.
tussenkomen, optreden, ageren, doen, bezig zijn, handelen, te werk gaan {ww.}
to act 
to move 
to take action


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Ik zal het doen.

I will.

Een van ons tweeën moet het doen.

One of the two of us has to do it.

Wat ben je aan het doen?

What do you do?

Wat was je aan het doen?

What were you doing?

Wat is hij aan het doen?

What is he doing?

Ieder van u kan het doen.

Any of you can do it.

Wat ben je godsnaam aan het doen?

What on earth do you think you're doing?

Wat ben je aan het doen?

What're you doing?

Wat is Ken aan het doen?

What's Ken doing?

Wat ben je hemelsnaam aan het doen?

What in the world do you think you're doing?

Ik ben de afwas aan het doen.

I'm washing the dishes.

Kijk wat Mary aan het doen is.

Look at what Mary is doing.

Vertel niemand wat we aan het doen zijn.

Don't tell anyone what we're doing.

Hee jij daar! Wat ben je aan het doen?

Hey, you! What are you doing?

Wat denk je dat ik aan het doen was?

What do you think I've been doing?


Gerelateerd aan het doen

doen - laten - laten doen - maken - functioneren - in zijn werk gaan - werken - leggen - steken - plaatsen - stellen - stoppen - zetten - handelen - agerenpasseren - rauzen - handelen