Vertaling van branche
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
tak , vak, branche , afdeling {zn.}
tak
vak
branche
afdeling {zn.}
vak
branche
afdeling {zn.}
Hij sneed een tak van de boom met zijn mes.
Hij sneed een tak van de boom met zijn mes.
branche {zn.}
branche {zn.}
bedrijf , wezen , -wezen, branche , sector {zn.}
bedrijf
wezen
-wezen
branche
sector {zn.}
wezen
-wezen
branche
sector {zn.}
Ik ben vandaag bloed wezen geven.
Ik ben vandaag bloed wezen geven.
De oorlog is in wezen voorbij.
De oorlog is in wezen voorbij.