Vertaling van wezen
kern
essentie
wezenheid
essence {zn.}
wezen
karakter
aard
geaardheid {zn.}
wezen
wezenheid {zn.}
wezen {zn.}
wezen {ww.}
aangeven
aanwijzen
uitduiden
wijzen {ww.}
ik duidde aan
jij duidde aan
hij/zij/het duidde aan
ik duidde aan
jij duidde aan
hij/zij/het duidde aan
» meer vervoegingen van aanduiden
tentoonspreiden
tonen
vertonen
wijzen
uitwijzen {ww.}
ik spreidde tentoon
jij spreidde tentoon
hij/zij/het spreidde tentoon
ik spreidde tentoon
jij spreidde tentoon
hij/zij/het spreidde tentoon
» meer vervoegingen van tentoonspreiden
attenderen {ww.}
ik attendeerde
jij attendeerde
hij/zij/het attendeerde
ik wees
jij wees
hij/zij/het wees
» meer vervoegingen van wijzen
aanwijzen {ww.}
ik wees aan
jij wees aan
hij/zij/het wees aan
ik wees
jij wees
hij/zij/het wees
» meer vervoegingen van wijzen
duiden {ww.}
ik duidde
jij duidde
hij/zij/het duidde
ik wees
jij wees
hij/zij/het wees
» meer vervoegingen van wijzen
ik wees
jij wees
hij/zij/het wees
ik wees
jij wees
hij/zij/het wees
» meer vervoegingen van wijzen
Voorbeelden in zinsverband
Ik ben vandaag bloed wezen geven.
Ik ben vandaag bloed wezen geven.
De oorlog is in wezen voorbij.
De oorlog is in wezen voorbij.