Vertaling van familie
bloedverwanten
verwanten {zn.}
familie
gezin
huisgezin {zn.}
familie
pand
geslacht {zn.}
gezin
huishouding
huisgezin {zn.}
familie
geslacht
stam
maagschap {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Hoe groot is uw familie?
Hoe groot is uw familie?
Zijn ze familie van je?
Zijn ze familie van je?
Mijn familie woont daar al twintig jaar.
Mijn familie woont daar al twintig jaar.
Hoe gaat het met de familie?
Hoe gaat het met de familie?
Ik heb familie in Los Angeles.
Ik heb familie in Los Angeles.
Iedereen moet zijn eigen familie beschermen.
Iedereen moet zijn eigen familie beschermen.
Ik heb familie in Los Angeles.
Ik heb familie in Los Angeles.
Ik ga je voorstellen aan mijn familie.
Ik ga je voorstellen aan mijn familie.
Hoe is het met uw familie?
Hoe is het met uw familie?
Weet je iets over je familie?
Weet je iets over je familie?
Hoe is het met uw familie?
Hoe is het met uw familie?
Ik nam een foto van mijn familie.
Ik nam een foto van mijn familie.
Al mijn vrienden en familie zijn dood.
Al mijn vrienden en familie zijn dood.
Ik ben de eerste musicus in mijn familie.
Ik ben de eerste musicus in mijn familie.
Tony gaat soms op bezoek bij zijn familie.
Tony gaat soms op bezoek bij zijn familie.