Vertaling van kampen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
kampen, worstelen {ww.}
kampen
worstelen {ww.}

ik kamp
jij kampt
hij/zij/het kampt

ik kamp
jij kampt
hij/zij/het kampt
» meer vervoegingen van kampen

Veel landen kampen met vergelijkbare problemen.
Veel landen kampen met vergelijkbare problemen.
Kampen {eigenn.}
Kampen {eigenn.}
vechten, kampen, strijd voeren, strijden {ww.}
vechten
kampen
strijd voeren
strijden {ww.}

ik kamp
jij kampt
hij/zij/het kampt

ik vecht
jij vecht
hij/zij/het vecht
» meer vervoegingen van vechten

Ze vechten voor vrijheid.
Ze vechten voor vrijheid.
Ik kan je leren vechten.
Ik kan je leren vechten.
kampen {ww.}
kampen {ww.}

ik kamp
jij kampt
hij/zij/het kampt

ik kamp
jij kampt
hij/zij/het kampt
» meer vervoegingen van kampen

gevecht, kamp (mv. kampen), slag [m], strijd, treffen, veldslag {zn.}
gevecht
kamp (mv. kampen)
slag [m]
strijd
treffen
veldslag {zn.}
kamp (mv. kampen), kampement, tentenkamp {zn.}
kamp (mv. kampen)
kampement
tentenkamp {zn.}
camping [m], kamp (mv. kampen), kampeerterrein {zn.}
camping [m]
kamp (mv. kampen)
kampeerterrein {zn.}
partij [v], stem, kamp (mv. kampen) {zn.}
partij [v]
stem
kamp (mv. kampen) {zn.}
vechten, kampen, matten, knokken, strijden {ww.}
vechten
kampen
matten
knokken
strijden {ww.}

ik kamp
jij kampt
hij/zij/het kampt

ik vecht
jij vecht
hij/zij/het vecht
» meer vervoegingen van vechten

Ik zal tot de dood vechten.
Ik zal tot de dood vechten.
Ik wil niet met Theodore Roosevelt vechten.
Ik wil niet met Theodore Roosevelt vechten.
kampement [o] (het ~), kamp [o] (het ~) {zn.}
kampement [o] (het ~)
kamp [o] (het ~) {zn.}
bolwerk [o] (het ~), bastion [o] (het ~), kamp [o] (het ~) {zn.}
bolwerk [o] (het ~)
bastion [o] (het ~)
kamp [o] (het ~) {zn.}
kamp [m] (de ~) {zn.}
kamp [m] (de ~) {zn.}
kamp [o] (het ~) {zn.}
kamp [o] (het ~) {zn.}
gevecht [o] (het ~), kamp (mv. kampen) [m] (de ~), worsteling [v] (de ~), treffen [o] (het ~) {zn.}
gevecht [o] (het ~)
kamp (mv. kampen) [m] (de ~)
worsteling [v] (de ~)
treffen [o] (het ~) {zn.}