Vertaling van lijf
keurslijf
lijfje {zn.}
lijf {zn.}
lijfje {zn.}
indelen {ww.}
ik deel in
jij deelt in
hij/zij/het deelt in
ik lijf in
jij lijft in
hij/zij/het lijft in
» meer vervoegingen van inlijven
ik lijf in
jij lijft in
hij/zij/het lijft in
ik lijf in
jij lijft in
hij/zij/het lijft in
» meer vervoegingen van inlijven
lijf
korpus
corpus
body
bast {zn.}
usurperen
inlijven {ww.}
ik annexeer
jij annexeert
hij/zij/het annexeert
ik annexeer
jij annexeert
hij/zij/het annexeert
» meer vervoegingen van annexeren
inlijven {ww.}
ik incorporeer
jij incorporeert
hij/zij/het incorporeert
ik incorporeer
jij incorporeert
hij/zij/het incorporeert
» meer vervoegingen van incorporeren
Voorbeelden in zinsverband
Heb je gezien hoeveel deze telefoon kost? Dat is een rib uit mijn lijf!
Heb je gezien hoeveel deze telefoon kost? Dat is een rib uit mijn lijf!
Ik liep vorige week op een feestje Mary tegen het lijf.
Ik liep vorige week op een feestje Mary tegen het lijf.