Vertaling van ouwehoeren

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
wauwelen, zemelen, snateren, ouwehoeren, meieren, lullen, kletsen {ww.}
wauwelen
zemelen
snateren
ouwehoeren
meieren
lullen
kletsen {ww.}

ik klets
jij kletst
hij/zij/het kletst

ik wauwel
jij wauwelt
hij/zij/het wauwelt
» meer vervoegingen van wauwelen

fantaseren, zwetsen, kletsen, wauwelen, zwammen, raaskallen, razen, ohaën, ouwehoeren, lullen, o.h.-en, leuteren, ijlen, dazen, keutelen, bazelen {ww.}
fantaseren
zwetsen
kletsen
wauwelen
zwammen
raaskallen
razen
ohaën
ouwehoeren
lullen
o.h.-en
leuteren
ijlen
dazen
keutelen
bazelen {ww.}

ik bazel
jij bazelt
hij/zij/het bazelt

ik fantaseer
jij fantaseert
hij/zij/het fantaseert
» meer vervoegingen van fantaseren

zwetskous, zwetser, o.h., zwamneus [m] (de ~), ouwehoer [m] (de ~) {zn.}
zwetskous
zwetser
o.h.
zwamneus [m] (de ~)
ouwehoer [m] (de ~) {zn.}
babbelaarster, leuterkous, ratel [m] (de ~), kwebbel [m] (de ~), theetante, wauwelaar, ouwehoer [m] (de ~), teut, klessebes, klets [m] (de ~), klepzeiker, kakel, babbelkous [m] (de ~), lulmeier, kletskont, rebbel, kletskop [m] (de ~), teutebel, kletsmajoor [m] (de ~), wafel, kletsmeier [m] (de ~), klep [m] (de ~), kletstante, babbelaar [m] (de ~), leuteraar, kwek [m] (de ~), kletskous [m] (de ~) {zn.}
babbelaarster
leuterkous
ratel [m] (de ~)
kwebbel [m] (de ~)
theetante
wauwelaar
ouwehoer [m] (de ~)
teut
klessebes
klets [m] (de ~)
klepzeiker
kakel
babbelkous [m] (de ~)
lulmeier
kletskont
rebbel
kletskop [m] (de ~)
teutebel
kletsmajoor [m] (de ~)
wafel
kletsmeier [m] (de ~)
klep [m] (de ~)
kletstante
babbelaar [m] (de ~)
leuteraar
kwek [m] (de ~)
kletskous [m] (de ~) {zn.}


Gerelateerd aan ouwehoeren

wauwelen - zemelen - snateren - meieren - lullen - kletsen - fantaseren - zwetsen - zwammen - raaskallen - razen - ohaën - o.h.-en - leuteren - ijlenspreken - kletskous - prater