Vertaling van zemelen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
zemelen, leuteren {ww.}
zemelen
leuteren {ww.}

ik leuter
jij leutert
hij/zij/het leutert

ik zemel
jij zemelt
hij/zij/het zemelt
» meer vervoegingen van zemelen

zemelen {zn.}
zemelen {zn.}
wauwelen, zemelen, snateren, ouwehoeren, meieren, lullen, kletsen {ww.}
wauwelen
zemelen
snateren
ouwehoeren
meieren
lullen
kletsen {ww.}

ik klets
jij kletst
hij/zij/het kletst

ik wauwel
jij wauwelt
hij/zij/het wauwelt
» meer vervoegingen van wauwelen

zagen, zieken, piepen, mieren, malen, zeveren, emmeren, zeiken, reutelen, mekkeren, mekken, griepen, zemelknopen, zemelen, zaniken, neuzelen, lazeren, mauwen, zeuren, meieren {ww.}
zagen
zieken
piepen
mieren
malen
zeveren
emmeren
zeiken
reutelen
mekkeren
mekken
griepen
zemelknopen
zemelen
zaniken
neuzelen
lazeren
mauwen
zeuren
meieren {ww.}

ik emmer
jij emmert
hij/zij/het emmert

ik zaag
jij zaagt
hij/zij/het zaagt
» meer vervoegingen van zagen

Verplegers verzorgen zieken.
Verplegers verzorgen zieken.
Zoals de ouden zongen, piepen de jongen.
Zoals de ouden zongen, piepen de jongen.


Gerelateerd aan zemelen

leuteren - wauwelen - snateren - ouwehoeren - meieren - lullen - kletsen - zagen - zieken - piepen - mieren - malen - zeveren - emmeren - zeikenuiten