Vertaling van wauwelen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
wauwelen, zemelen, snateren, ouwehoeren, meieren, lullen, kletsen {ww.}
wauwelen
zemelen
snateren
ouwehoeren
meieren
lullen
kletsen {ww.}
zemelen
snateren
ouwehoeren
meieren
lullen
kletsen {ww.}
ik klets
jij kletst
hij/zij/het kletst
ik wauwel
jij wauwelt
hij/zij/het wauwelt
» meer vervoegingen van wauwelen
fantaseren, zwetsen, kletsen, wauwelen, zwammen, raaskallen, razen, ohaën, ouwehoeren, lullen, o.h.-en, leuteren, ijlen, dazen, keutelen, bazelen {ww.}
fantaseren
zwetsen
kletsen
wauwelen
zwammen
raaskallen
razen
ohaën
ouwehoeren
lullen
o.h.-en
leuteren
ijlen
dazen
keutelen
bazelen {ww.}
zwetsen
kletsen
wauwelen
zwammen
raaskallen
razen
ohaën
ouwehoeren
lullen
o.h.-en
leuteren
ijlen
dazen
keutelen
bazelen {ww.}
ik bazel
jij bazelt
hij/zij/het bazelt
ik fantaseer
jij fantaseert
hij/zij/het fantaseert
» meer vervoegingen van fantaseren