Vertaling van piepen
janken {ww.}
ik jank
jij jankt
hij/zij/het jankt
ik piep
jij piept
hij/zij/het piept
» meer vervoegingen van piepen
knarsen {ww.}
ik knars
jij knarst
hij/zij/het knarst
ik piep
jij piept
hij/zij/het piept
» meer vervoegingen van piepen
tjilpen
sjilpen
kwetteren {ww.}
ik kwetter
jij kwettert
hij/zij/het kwettert
ik piep
jij piept
hij/zij/het piept
» meer vervoegingen van piepen
ik piep
jij piept
hij/zij/het piept
ik piep
jij piept
hij/zij/het piept
» meer vervoegingen van piepen
ik piep
jij piept
hij/zij/het piept
ik piep
jij piept
hij/zij/het piept
» meer vervoegingen van piepen
piepen
gieren {ww.}
ik fluit
jij fluit
hij/zij/het fluit
ik fluit
jij fluit
hij/zij/het fluit
» meer vervoegingen van fluiten
ik piep
jij piept
hij/zij/het piept
ik piep
jij piept
hij/zij/het piept
» meer vervoegingen van piepen
ik piep
jij piept
hij/zij/het piept
ik piep
jij piept
hij/zij/het piept
» meer vervoegingen van piepen
ik piep
jij piept
hij/zij/het piept
ik piep
jij piept
hij/zij/het piept
» meer vervoegingen van piepen
zieken
piepen
mieren
malen
zeveren
emmeren
zeiken
reutelen
mekkeren
mekken
griepen
zemelknopen
zemelen
zaniken
neuzelen
lazeren
mauwen
zeuren
meieren {ww.}
ik emmer
jij emmert
hij/zij/het emmert
ik zaag
jij zaagt
hij/zij/het zaagt
» meer vervoegingen van zagen
piepen
spieden {ww.}
ik loer
jij loert
hij/zij/het loert
ik loer
jij loert
hij/zij/het loert
» meer vervoegingen van loeren