Vertaling van ploeg

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
ploeg [m] {zn.}
ploeg [m] {zn.}
Onze ploeg heeft onze tegenstander met 5-4 verslagen.
Onze ploeg heeft onze tegenstander met 5-4 verslagen.
rot, ploeg, vendel, compagnie [v] {zn.}
rot
ploeg
vendel
compagnie [v] {zn.}
De helft van de appels is rot.
De helft van de appels is rot.
Om eerlijk te zijn, ik verveel me rot.
Om eerlijk te zijn, ik verveel me rot.
team, ploeg, equipe [v] {zn.}
team
ploeg
equipe [v] {zn.}
Welk team zal winnen?
Welk team zal winnen?
Het Franse team scoorde evenveel goals als het Engelse team.
Het Franse team scoorde evenveel goals als het Engelse team.
ploeg {zn.}
ploeg {zn.}
ploeg [m] (de ~), kouter {zn.}
ploeg [m] (de ~)
kouter {zn.}
ploeg {zn.}
ploeg {zn.}
ploeg {zn.}
ploeg {zn.}
ploegen, beploegen, omploegen {ww.}
ploegen
beploegen
omploegen {ww.}

ik beploeg
jij beploegt
hij/zij/het beploegt

ik ploeg
jij ploegt
hij/zij/het ploegt
» meer vervoegingen van ploegen

team [o] (het ~), ploeg [m] (de ~), sportploeg {zn.}
team [o] (het ~)
ploeg [m] (de ~)
sportploeg {zn.}
George is onze team aanvoerder.
George is onze team aanvoerder.
Welk team zal waarschijnlijk winnen?
Welk team zal waarschijnlijk winnen?
beploegen, doorploegen, omploegen, ploegen, omleggen {ww.}
beploegen
doorploegen
omploegen
ploegen
omleggen {ww.}

ik beploeg
jij beploegt
hij/zij/het beploegt

ik beploeg
jij beploegt
hij/zij/het beploegt
» meer vervoegingen van beploegen

beulen, ploeteren, sappelen, sloven, ploegen, inspannen {ww.}
beulen
ploeteren
sappelen
sloven
ploegen
inspannen {ww.}

ik beul
jij beult
hij/zij/het beult

ik beul
jij beult
hij/zij/het beult
» meer vervoegingen van beulen