Vertaling van toetsen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
bezoeken, toetsen, op de proef stellen {ww.}
bezoeken
toetsen
op de proef stellen {ww.}

ik bezoek
jij bezoekt
hij/zij/het bezoekt

ik bezoek
jij bezoekt
hij/zij/het bezoekt
» meer vervoegingen van bezoeken

Ik wil Korea bezoeken.
Ik wil Korea bezoeken.
Ik zal je morgen bezoeken.
Ik zal je morgen bezoeken.
passen, proberen, uitproberen, aanpassen, toetsen, beproeven {ww.}
passen
proberen
uitproberen
aanpassen
toetsen
beproeven {ww.}

ik pas aan
jij past aan
hij/zij/het past aan

ik pas
jij past
hij/zij/het past
» meer vervoegingen van passen

Een nieuwe auto uitproberen
Een nieuwe auto uitproberen
Laat ons iets proberen.
Laat ons iets proberen.
toets (mv. toetsen) {zn.}
toets (mv. toetsen) {zn.}
Ben je thuis gebleven om te leren voor de toets?
Ben je thuis gebleven om te leren voor de toets?
beproeving [v], poging [v], toetsing [v], proef, test, toets (mv. toetsen) {zn.}
beproeving [v]
poging [v]
toetsing [v]
proef
test
toets (mv. toetsen) {zn.}
toets (mv. toetsen), penseelstreek {zn.}
toets (mv. toetsen)
penseelstreek {zn.}
proberen, uitproberen, uittesten, toetsen, testen {ww.}
proberen
uitproberen
uittesten
toetsen
testen {ww.}

ik probeer
jij probeert
hij/zij/het probeert

ik probeer
jij probeert
hij/zij/het probeert
» meer vervoegingen van proberen

We moeten de rem verder uittesten.
We moeten de rem verder uittesten.
Ik zal opnieuw proberen.
Ik zal opnieuw proberen.
toets [m] (de ~), toetsen {zn.}
toets [m] (de ~)
toetsen {zn.}
test [m] (de ~), proef [m] (de ~), experiment [o] (het ~), toets [m] (de ~), toetssteen [m] (de ~), probeersel [o] (het ~), proefneming [v] (de ~), onderzoeking [v] (de ~) {zn.}
test [m] (de ~)
proef [m] (de ~)
experiment [o] (het ~)
toets [m] (de ~)
toetssteen [m] (de ~)
probeersel [o] (het ~)
proefneming [v] (de ~)
onderzoeking [v] (de ~) {zn.}
Het experiment moet beginnen.
Het experiment moet beginnen.
Het experiment eindigde in een mislukking.
Het experiment eindigde in een mislukking.
toets [m] (de ~), touche, penseelstreek [m] (de ~) {zn.}
toets [m] (de ~)
touche
penseelstreek [m] (de ~) {zn.}
toets [m] (de ~), schooltoets {zn.}
toets [m] (de ~)
schooltoets {zn.}