Vertaling van vegen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
vegen, schoonmaken, zuiveren, reinigen, louteren {ww.}
vegen
schoonmaken
zuiveren
reinigen
louteren {ww.}

ik louter
jij loutert
hij/zij/het loutert

ik veeg
jij veegt
hij/zij/het veegt
» meer vervoegingen van vegen

Nieuwe bezems vegen schoon.
Nieuwe bezems vegen schoon.
Mary wil het huis vegen.
Mary wil het huis vegen.
vegen, schoonvegen, opvegen, aanvegen, bezemen {ww.}
vegen
schoonvegen
opvegen
aanvegen
bezemen {ww.}

ik veeg aan
jij veegt aan
hij/zij/het veegt aan

ik veeg
jij veegt
hij/zij/het veegt
» meer vervoegingen van vegen

"Waar ben je precies, Dima?!" vroeg Al-Sayib, terwijl hij een handdoek pakte om de gemorste Fanta weg te vegen.
"Waar ben je precies, Dima?!" vroeg Al-Sayib, terwijl hij een handdoek pakte om de gemorste Fanta weg te vegen.
vegen {ww.}
vegen {ww.}

ik veeg
jij veegt
hij/zij/het veegt

ik veeg
jij veegt
hij/zij/het veegt
» meer vervoegingen van vegen

vegen, afwissen, wissen, afvegen, afdrogen {ww.}
vegen
afwissen
wissen
afvegen
afdrogen {ww.}

ik droog af
jij droogt af
hij/zij/het droogt af

ik veeg
jij veegt
hij/zij/het veegt
» meer vervoegingen van vegen

vegen, wissen {ww.}
vegen
wissen {ww.}

ik veeg
jij veegt
hij/zij/het veegt

ik veeg
jij veegt
hij/zij/het veegt
» meer vervoegingen van vegen

vegen {ww.}
vegen {ww.}

ik veeg
jij veegt
hij/zij/het veegt

ik veeg
jij veegt
hij/zij/het veegt
» meer vervoegingen van vegen

vegen, uitvegen, schoonvegen {ww.}
vegen
uitvegen
schoonvegen {ww.}

ik veeg schoon
jij veegt schoon
hij/zij/het veegt schoon

ik veeg
jij veegt
hij/zij/het veegt
» meer vervoegingen van vegen

klap, klets, klop, slag [m], tik, veeg (mv. vegen) {zn.}
klap
klets
klop
slag [m]
tik
veeg (mv. vegen) {zn.}
veeg (mv. vegen) {bn.}
veeg (mv. vegen) {bn.}
onheilspellend, sinister, veeg (mv. vegen) {bn.}
onheilspellend
sinister
veeg (mv. vegen) {bn.}
veeg (mv. vegen) {zn.}
veeg (mv. vegen) {zn.}
veeg (mv. vegen) {zn.}
veeg (mv. vegen) {zn.}
veeg [m] (de ~) {zn.}
veeg [m] (de ~) {zn.}
veeg (mv. vegen) {zn.}
veeg (mv. vegen) {zn.}
veeg (mv. vegen) {zn.}
veeg (mv. vegen) {zn.}
veeg (mv. vegen) {zn.}
veeg (mv. vegen) {zn.}


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Nieuwe bezems vegen schoon.

Nieuwe bezems vegen schoon.

Mary wil het huis vegen.

Mary wil het huis vegen.

"Waar ben je precies, Dima?!" vroeg Al-Sayib, terwijl hij een handdoek pakte om de gemorste Fanta weg te vegen.

"Waar ben je precies, Dima?!" vroeg Al-Sayib, terwijl hij een handdoek pakte om de gemorste Fanta weg te vegen.


Gerelateerd aan vegen

schoonmaken - zuiveren - reinigen - louteren - schoonvegen - opvegen - aanvegen - bezemen - afwissen - wissen - afvegen - afdrogen - uitvegen - klap - kletswrijven - reinigen - glijden - haal - klad