Vertaling van wild
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
wild, woest {bn.}
wild
woest {bn.}
woest {bn.}
wild, buit {zn.}
wild
buit {zn.}
buit {zn.}
Niet alle dieren zijn wild.
Niet alle dieren zijn wild.
Jack, doe niet zo wild.
Jack, doe niet zo wild.
onbebouwd, onontgonnen, wild, woest {bn.}
onbebouwd
onontgonnen
wild
woest {bn.}
onontgonnen
wild
woest {bn.}
onbeschaafd, wild {bn.}
onbeschaafd
wild {bn.}
wild {bn.}
wild, in het wild levende dieren {zn.}
wild
in het wild levende dieren {zn.}
in het wild levende dieren {zn.}
Muziek heeft de charme om een wild beest te kalmeren.
Muziek heeft de charme om een wild beest te kalmeren.
wild {zn.}
wild {zn.}
wild {bn.}
wild {bn.}
ruig, woest, ruw, wild {bn.}
ruig
woest
ruw
wild {bn.}
woest
ruw
wild {bn.}
barbaars, wild, primitief {bn.}
barbaars
wild
primitief {bn.}
wild
primitief {bn.}
natuur , wild {zn.}
natuur
wild {zn.}
wild {zn.}
Ik hou van de natuur.
Ik hou van de natuur.
Heeft een hond een Boeddha-natuur of niet?
Heeft een hond een Boeddha-natuur of niet?
stapel, tuk, verkikkerd, verslingerd, verzot, dol, wild, gek, bezeten, geil {bn.}
stapel
tuk
verkikkerd
verslingerd
verzot
dol
wild
gek
bezeten
geil {bn.}
tuk
verkikkerd
verslingerd
verzot
dol
wild
gek
bezeten
geil {bn.}
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Nederlands
Niet alle dieren zijn wild.
Niet alle dieren zijn wild.
Jack, doe niet zo wild.
Jack, doe niet zo wild.
Muziek heeft de charme om een wild beest te kalmeren.
Muziek heeft de charme om een wild beest te kalmeren.