Betekenis van:
koers

koers (de ~ | meervoud koersen)
Zelfstandig naamwoord
  • geldwaarde t.o.v. andere munteenheden; koers op de beurs; het bepalen v.d. prijs
"de koersen dalen/'gaan omlaag'/stijgen/'gaan omhoog'"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

koers (de ~ | meervoud koersen)
Zelfstandig naamwoord
  • richting v.d. af te leggen vaart of weg
"op koers liggen"
"uit de koers raken"

Hyperoniemen

koers (de ~ | meervoud koersen)
Zelfstandig naamwoord
  • sport met races met paard, fiets of auto; wedstrijd om de snelheid
"een koers rijden"

Synoniemen

Hyperoniemen

koers
Zelfstandig naamwoord
  • richting waarin iets zich ontwikkelt; richting van beleid

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

koers
Zelfstandig naamwoord
  • de richting die een vaartuig of een vliegtuig op een bepaald moment aanhoudt of wil aanhouden
koers
Zelfstandig naamwoord
  • richting waarin ontwikkelingen gaan
koers
Zelfstandig naamwoord
  • ''(handel, beurshandel)'' de ontwikkeling van de waarde van een obligatie, van een aandeel, van een optie etc
koers
Zelfstandig naamwoord
  • ''(geldhandel)'' verhouding ten opzichte van andere valuta
koers
Zelfstandig naamwoord
  • snelheidswedstrijd, met name van wielrenners, paarden of honden

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Als de wind gunstig is, behoud koers" ("Go with the flow
  2. Koers
  3. KOERS
  4. GESELECTEERDE KOERS
  5. Geselecteerde koers
  6. de laagste koers;
  7. de hoogste koers;
  8. Koers- of tracébewakingssystemen [3]
  9. de gemiddelde koers;
  10. de contante koers (bij deviezenswaps);
  11. Nominale waarde, omrekening tegen koers op deviezenmarkt
  12. Koers van het aandeel-France Télécom
  13. Marktprijs en koers op de deviezenmarkt
  14. vaste rentevoet/koers/swappunt (bij vaste-rentetenders);
  15. Tegen een EUR/USD-koers van 1,3.