Betekenis van:
vangen

vangen
Werkwoord
  • (begrippen) onder één noemer brengen
"Je moet die gedachte in woorden vangen"

Hyperoniemen

vangen
Werkwoord
  • vatten
"ontsnapte boeven opnieuw vangen"
"vissen vangen"

Hyperoniemen

Hyponiemen

vangen
Werkwoord
  • het te pakken krijgen van wild dieren of mensen
"Zij besloten een paar olifanten te vangen om deze over te brengen naar een ander reservaat."
vangen
Werkwoord
  • in de lucht onderscheppen (bijv. van een bal)
"In honkbal is het kunnen vangen van de bal een belangrijke vaardigheid."
vangen
Werkwoord
  • verdienen van geld
"Wat vangt het?"
vangen
Bijvoeglijk naamwoord
  • zot zijn
"je moet wel echt vangen om in volle zon te gaan joggen"
"die vangt!"

Hyperoniemen

vangen
Zelfstandig naamwoord
  • vangen uit de lucht; grijpend tegenhouden
"hoge bomen vangen veel wind"
"de bal vangen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Katten vangen muizen.
  2. We zetten vallen om kakkerlakken te vangen.
  3. De kat joeg op de muis, maar kon ze niet vangen.
  4. Te vangen in de Noordzee.
  5. Te vangen in het Skagerrak.
  6. Uitsluitend te vangen met de beuglijn.
  7. Te vangen tussen juli en december.”
  8. Zij vangen klappen op de heupen op.
  9. Te vangen in ICES-zone IV.”
  10. Te vangen vóór 30 april 2006.”;
  11. Het vangen van dieren uit de vrije natuur
  12. Te vangen bezuiden 62° NB in Oost-Groenland.
  13. Ten hoogste 20000 t te vangen met pelagische trawls.
  14. Waarvan 242 t te vangen in Noorse wateren bezuiden 62° NB (MAC/*04N-).
  15. Inclusief 214 t te vangen in Noorse wateren van ICES-deelgebied IV (MAC/04-N)