Vertaling van encountered

Inhoud:

Engels
Nederlands
to come across, to encounter, to meet {ww.}
ontmoeten 
treffen 
tegenkomen
tegemoet treden
aantreffen 

I encountered
you encountered
he/she/it encountered

ik ontmoette
jij ontmoette
hij/zij/het ontmoette
» meer vervoegingen van ontmoeten

I'd like to meet Tom.
Ik wil Tom graag ontmoeten.
We will eventually meet today.
Uiteindelijk zullen we elkaar vandaag ontmoeten.
to catch, to hit, to run across, to strike, to attain, to encounter, to find, to score, to run up against {ww.}
halen
treffen 
teisteren
raken 
inslaan

I encountered
you encountered
he/she/it encountered

ik haalde
jij haalde
hij/zij/het haalde
» meer vervoegingen van halen

I must catch the first train.
Ik moet de eerste trein halen.
Let's hurry so we can catch the bus.
Laten we opschieten om de bus te halen.
to go through, to live to see, to encounter, to experience, to undergo {ww.}
ondervinden
doormaken
ervaren 
beleven 

I encountered
you encountered
he/she/it encountered

ik ondervond
jij ondervond
hij/zij/het ondervond
» meer vervoegingen van ondervinden

to encounter, to meet, to play, to take on {ww.}
opnemen
uitmeten
meten
opmeten

I encountered
you encountered
he/she/it encountered

ik nam op
jij nam op
hij/zij/het nam op
» meer vervoegingen van opnemen

to encounter, to meet, to play, to take on {ww.}
opnemen
notuleren

I encountered
you encountered
he/she/it encountered

ik nam op
jij nam op
hij/zij/het nam op
» meer vervoegingen van opnemen

to come across, to encounter, to meet, to run across, to run into, to see {ww.}
ontmoeten
treffen
tegenkomen
aantreffen

I encountered
you encountered
he/she/it encountered

ik ontmoette
jij ontmoette
hij/zij/het ontmoette
» meer vervoegingen van ontmoeten

Everyone wants to meet you. You're famous!
Iedereen wil je ontmoeten, je bent beroemd!
Let's meet in front of the theater.
Laten we elkaar ontmoeten voor het theater.
to come across, to encounter, to meet, to run across, to run into, to see {ww.}
overstromen

I encountered
you encountered
he/she/it encountered

ik overstroomde
jij overstroomde
hij/zij/het overstroomde
» meer vervoegingen van overstromen

to bump, to chance, to encounter, to find, to happen {ww.}
vinden

I encountered
you encountered
he/she/it encountered

ik vond
jij vond
hij/zij/het vond
» meer vervoegingen van vinden

Can you find it?
Kan je het vinden?
I must find it.
Ik moet het vinden.