Vertaling van spring up

Inhoud:

Engels
Nederlands
to spring up {ww.}
kiemen
to spring, to well up, to arise, to well {ww.}
ontspringen
opborrelen
opwellen
voortkomen
wellen

I spring
you spring
we spring

ik ontspring
jij ontspringt
wij ontspringen
» meer vervoegingen van ontspringen

to come, to derive, to originate, to result, to accrue, to stem, to spring {ww.}
afstammen 
het gevolg zijn van
ontspruiten
voortkomen

I spring
you spring
we spring

ik stam af
jij stamt af
wij stammen af
» meer vervoegingen van afstammen

to jump, to leap, to spring {ww.}
springen 

I spring
you spring
we spring

ik spring
jij springt
wij springen
» meer vervoegingen van springen

to dash, to hurtle, to rush, to surge, to leap, to spring, to shoot forward, to spank {ww.}
voorwaarts stormen
zich werpen op

I spring

to spring {ww.}
terugveren

I spring
you spring
we spring

ik veer terug
jij veert terug
wij veren terug
» meer vervoegingen van terugveren

to arise, to develop, to grow, to originate, to rise, to spring up, to uprise {ww.}
ontspringen
to arise, to develop, to grow, to originate, to rise, to spring up, to uprise {ww.}
opkomen
to arise, to develop, to grow, to originate, to rise, to spring up, to uprise {ww.}
komen
voortspruiten
ontspruiten
stammen
voortkomen
to arise, to develop, to grow, to originate, to rise, to spring up, to uprise {ww.}
opstuiten
to arise, to develop, to grow, to originate, to rise, to spring up, to uprise {ww.}
wortelen
teruggaan
to arise, to develop, to grow, to originate, to rise, to spring up, to uprise {ww.}
opwippen
to arise, to develop, to grow, to originate, to rise, to spring up, to uprise {ww.}
ontspinnen
to bounce, to bound, to rebound, to recoil, to resile, to reverberate, to ricochet, to spring, to take a hop {ww.}
afschampen
afspringen

I spring
you spring
we spring

ik spring af
jij springt af
wij springen af
» meer vervoegingen van afspringen

to bound, to jump, to leap, to spring {ww.}
verspringen

I spring
you spring
we spring

ik verspring
jij verspringt
wij verspringen
» meer vervoegingen van verspringen

to bound, to jump, to leap, to spring {ww.}
uitspringen

I spring
you spring
we spring

ik spring uit
jij springt uit
wij springen uit
» meer vervoegingen van uitspringen

to bounce, to bound, to rebound, to recoil, to resile, to reverberate, to ricochet, to spring, to take a hop {ww.}
veren

I spring
you spring
we spring

ik veer
jij veert
wij veren
» meer vervoegingen van veren

to bound, to jump, to leap, to spring {ww.}
springen

I spring
you spring
we spring

ik spring
jij springt
wij springen
» meer vervoegingen van springen

to bound, to jump, to leap, to spring {ww.}
afspringen

I spring
you spring
we spring

ik spring af
jij springt af
wij springen af
» meer vervoegingen van afspringen

to bound, to jump, to leap, to spring {ww.}
springen

I spring
you spring
we spring

ik spring
jij springt
wij springen
» meer vervoegingen van springen

to bounce, to bound, to rebound, to recoil, to resile, to reverberate, to ricochet, to spring, to take a hop {ww.}
stuiten
ketsen
stuiteren
kaatsen

I spring
you spring
we spring

ik stuit
jij stuit
wij stuiten
» meer vervoegingen van stuiten

to bound, to jump, to leap, to spring {ww.}
verspringen

I spring
you spring
we spring

ik verspring
jij verspringt
wij verspringen
» meer vervoegingen van verspringen

to bounce, to bound, to rebound, to recoil, to resile, to reverberate, to ricochet, to spring, to take a hop {ww.}
veren

I spring
you spring
we spring

ik veer
jij veert
wij veren
» meer vervoegingen van veren

to bounce, to bound, to rebound, to recoil, to resile, to reverberate, to ricochet, to spring, to take a hop {ww.}
afketsen

I spring
you spring
we spring

ik kets af
jij ketst af
wij ketsen af
» meer vervoegingen van afketsen

to bounce, to bound, to rebound, to recoil, to resile, to reverberate, to ricochet, to spring, to take a hop {ww.}
zwiepen

they spring
he/she/it will spring
they will spring

zij zwiepen
hij/zij/het zal zwiepen
zij zult zwiepen
» meer vervoegingen van zwiepen

to bound, to jump, to leap, to spring {ww.}
overslaan

I spring
you spring
we spring

ik sla over
jij slaat over
wij slaan over
» meer vervoegingen van overslaan



Gerelateerd aan spring up

spring - well up - arise - well - come - derive - originate - result - accrue - stem - jump - leap - dash - hurtle - rushreturn - become - advance - bounce - arise - crease - move - bound - can - displace - kick - brandish - shift