Vertaling van stick

Inhoud:

Engels
Nederlands
to stick, to adhere {ww.}
aanhangen
kleven
vastkleven
aankleven

I stick
you stick
we stick

ik hang aan
jij hangt aan
wij hangen aan
» meer vervoegingen van aanhangen

to stick {ww.}
kleven
plakken 

I stick
you stick
we stick

ik kleef
jij kleeft
wij kleven
» meer vervoegingen van kleven

stick, little stick, bail {zn.}
stokje [o]
staafje [o]
to adhere, to stick, to sting {ww.}
elkaar aantrekken
klitten

I stick
you stick
we stick

ik klit
jij klit
wij klitten
» meer vervoegingen van klitten

to affix, to attach, to determine, to fasten, to fix, to make fast, to secure, to set, to stick, to appoint {ww.}
vaststellen 
vastmaken 
tuigeren
fixeren
bevestigen 
bepalen 

I stick
you stick
we stick

ik stel vast
jij stelt vast
wij stellen vast
» meer vervoegingen van vaststellen

to pick, to stab, to sting, to pierce, to prick, to puncture, to pique, to stick {ww.}
pikken
steken
prikken 
priemen

I stick
you stick
we stick

ik pik
jij pikt
wij pikken
» meer vervoegingen van pikken

Don't forget to pick me up at 6 o'clock tomorrow.
Vergeet me niet op te pikken om zes uur morgenochtend.
to push along, to shove, to slide, to stuff, to stick {ww.}
schuiven

I stick
you stick
we stick

ik schuif
jij schuift
wij schuiven
» meer vervoegingen van schuiven

to adhere, to cleave, to cling, to cohere, to stick {ww.}
elkaar aantrekken
klemmen

I stick
you stick
we stick

ik klem
jij klemt
wij klemmen
» meer vervoegingen van klemmen

to adhere, to cleave, to cling, to cohere, to stick {ww.}
kleven
pakken
plakken
elkaar aantrekken

I stick
you stick
we stick

ik kleef
jij kleeft
wij kleven
» meer vervoegingen van kleven

to adhere, to cleave, to cling, to cohere, to stick {ww.}
vastklampen
vastklemmen
elkaar aantrekken

I stick
you stick
we stick

ik klamp vast
jij klampt vast
wij klampen vast
» meer vervoegingen van vastklampen

to adhere, to stick {ww.}
zich vastklemmen

I stick

to adhere, to be stranded, to stick, to attach {ww.}
bezinken
zich vasthechten

they stick

zij bezinken
» meer vervoegingen van bezinken

to glue, to stick, to paste {ww.}
lijmen 
hechten
plakken 

I stick
you stick
we stick

ik lijm
jij lijmt
wij lijmen
» meer vervoegingen van lijmen

to adhere, to cleave, to cling, to cohere, to stick {ww.}
klitten
elkaar aantrekken

I stick
you stick
we stick

ik klit
jij klit
wij klitten
» meer vervoegingen van klitten

baton, cane, stick, staff {zn.}
stok
staf
shank, stick {zn.}
reep
staafje [o]


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

Stick out your tongue.

Steek je tong uit.

Shoemaker, stick to your last.

Schoenmaker, houd u bij uw leest.

Cobbler, stick to your last.

Schoenmaker blijf bij uw leest.


Gerelateerd aan stick

adhere - little stick - bail - sting - affix - attach - determine - fasten - fix - make fast - secure - set - appoint - pick - stabfollow - stand still - adhere