Vertaling van bomen
snateren
ratelen {ww.}
ik boom
jij boomt
hij/zij/het boomt
ik boom
jij boomt
hij/zij/het boomt
» meer vervoegingen van bomen
ik boom
jij boomt
hij/zij/het boomt
ik boom
jij boomt
hij/zij/het boomt
» meer vervoegingen van bomen
ik boom
jij boomt
hij/zij/het boomt
ik boom
jij boomt
hij/zij/het boomt
» meer vervoegingen van bomen
twisten
discussiëren
redetwisten
redekavelen
parlementeren
disputeren
discuteren {ww.}
ik boom
jij boomt
hij/zij/het boomt
ik boom
jij boomt
hij/zij/het boomt
» meer vervoegingen van bomen
vaarboom {zn.}
boomstructuur
boomdiagram {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Apen klimmen in bomen.
Apen klimmen in bomen.
De bomen zijn groen.
De bomen zijn groen.
De bomen waren erg schaars.
De bomen waren erg schaars.
De vogels zingen in de bomen.
De vogels zingen in de bomen.
De wind kuste de bomen teder.
De wind kuste de bomen teder.
Deze bomen zijn door hen geplant.
Deze bomen zijn door hen geplant.
De weg is versperd door omgevallen bomen.
De weg is versperd door omgevallen bomen.
Je kan door de bomen het bos niet zien.
Je kan door de bomen het bos niet zien.
De bladeren van de bomen worden bruin in de herfst.
De bladeren van de bomen worden bruin in de herfst.
Het was fris in de schaduw van de bomen.
Het was fris in de schaduw van de bomen.
Hij ziet het bos niet door al die bomen.
Hij ziet het bos niet door al die bomen.
Na de storm was de weg door omgevallen bomen geblokkeerd.
Na de storm was de weg door omgevallen bomen geblokkeerd.