Vertaling van kap

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
kap {zn.}
kap {zn.}
muts [v], kornet, kap {zn.}
muts [v]
kornet
kap {zn.}
Doe je muts op.
Doe je muts op.
dak [o], kap, overkapping [v] {zn.}
dak [o]
kap
overkapping [v] {zn.}
Het dak is lek.
Het dak is lek.
Tom staat op het dak.
Tom staat op het dak.
lampekap, kap {zn.}
lampekap
kap {zn.}
deksel [o], kap [v], omslag [o], kaft, bedekking [v] {zn.}
deksel [o]
kap [v]
omslag [o]
kaft
bedekking [v] {zn.}
Help me alsjeblieft met dit deksel eraf te krijgen.
Help me alsjeblieft met dit deksel eraf te krijgen.
Tom heeft een deksel op de pan gelegd.
Tom heeft een deksel op de pan gelegd.
kappen {ww.}
kappen {ww.}

ik kap
jij kapt
hij/zij/het kapt

ik kap
jij kapt
hij/zij/het kapt
» meer vervoegingen van kappen

hakken, kappen, houwen {ww.}
hakken
kappen
houwen {ww.}

ik hak
jij hakt
hij/zij/het hakt

ik hak
jij hakt
hij/zij/het hakt
» meer vervoegingen van hakken

Mijn nieuwe laarzen zijn van echt leer en hebben nogal hoge hakken.
Mijn nieuwe laarzen zijn van echt leer en hebben nogal hoge hakken.
kappen, vellen, neervellen, wippen {ww.}
kappen
vellen
neervellen
wippen {ww.}

ik kap
jij kapt
hij/zij/het kapt

ik kap
jij kapt
hij/zij/het kapt
» meer vervoegingen van kappen

friseren, kappen {ww.}
friseren
kappen {ww.}

ik friseer
jij friseert
hij/zij/het friseert

ik friseer
jij friseert
hij/zij/het friseert
» meer vervoegingen van friseren

kappen {ww.}
kappen {ww.}

ik kap
jij kapt
hij/zij/het kapt

ik kap
jij kapt
hij/zij/het kapt
» meer vervoegingen van kappen

kappen, coifferen {ww.}
kappen
coifferen {ww.}

ik coiffeer
jij coiffeert
hij/zij/het coiffeert

ik kap
jij kapt
hij/zij/het kapt
» meer vervoegingen van kappen

omhakken, kappen, omhouwen, omkappen, vellen {ww.}
omhakken
kappen
omhouwen
omkappen
vellen {ww.}

ik kap
jij kapt
hij/zij/het kapt

ik hak om
jij hakt om
hij/zij/het hakt om
» meer vervoegingen van omhakken

houwen, kappen, bikken, hakken {ww.}
houwen
kappen
bikken
hakken {ww.}

ik bik
jij bikt
hij/zij/het bikt

ik houw
jij houwt
hij/zij/het houwt
» meer vervoegingen van houwen

kappen {ww.}
kappen {ww.}

ik kap
jij kapt
hij/zij/het kapt

ik kap
jij kapt
hij/zij/het kapt
» meer vervoegingen van kappen

kappen, slicen {ww.}
kappen
slicen {ww.}

ik kap
jij kapt
hij/zij/het kapt

ik kap
jij kapt
hij/zij/het kapt
» meer vervoegingen van kappen



Gerelateerd aan kap

muts - kornet - dak - overkapping - lampekap - deksel - omslag - kaft - bedekking - kappen - hakken - houwen - vellen - neervellen - wippenbeëindigen - oppassen - houwen - omvergooien - slaan - doodleggen