Vertaling van houwen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
slaan, kloppen, meppen, klappen, houwen {ww.}
slaan
kloppen
meppen
klappen
houwen {ww.}

ik houw
jij houwt
hij/zij/het houwt

ik sla
jij slaat
hij/zij/het slaat
» meer vervoegingen van slaan

Ik heb een oplossing gevonden, maar ik had ze zo snel, dat ze niet kan kloppen.
Ik heb een oplossing gevonden, maar ik had ze zo snel, dat ze niet kan kloppen.
Het was niet mijn bedoeling hem te slaan.
Het was niet mijn bedoeling hem te slaan.
hakken, kappen, houwen {ww.}
hakken
kappen
houwen {ww.}

ik hak
jij hakt
hij/zij/het hakt

ik hak
jij hakt
hij/zij/het hakt
» meer vervoegingen van hakken

Mijn nieuwe laarzen zijn van echt leer en hebben nogal hoge hakken.
Mijn nieuwe laarzen zijn van echt leer en hebben nogal hoge hakken.
slag [m], klap, mep, houw (mv. houwen), flap [m] {zn.}
slag [m]
klap
mep
houw (mv. houwen)
flap [m] {zn.}
Als je het geel verft, sla je twee vliegen in één klap: én het valt goed op, én je bespaart geld omdat je verf kunt gebruiken die je al in huis hebt.
Als je het geel verft, sla je twee vliegen in één klap: én het valt goed op, én je bespaart geld omdat je verf kunt gebruiken die je al in huis hebt.
Ze zijn eindelijk begonnen die weg opnieuw te asfalteren. Het werd ook tijd, zeg! Je kon er alleen nog zigzaggend fietsen als je geen slag in je wiel wilde krijgen van…
Ze zijn eindelijk begonnen die weg opnieuw te asfalteren. Het werd ook tijd, zeg! Je kon er alleen nog zigzaggend fietsen als je geen slag in je wiel wilde krijgen van…
hak, houw (mv. houwen), bijlslag [m] {zn.}
hak
houw (mv. houwen)
bijlslag [m] {zn.}
stoot, slag [m], klap, tik, schop, houw (mv. houwen) {zn.}
stoot
slag [m]
klap
tik
schop
houw (mv. houwen) {zn.}
Een ezel stoot zich in 't gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen.
Een ezel stoot zich in 't gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen.
Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen
Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen
hakken, uithouwen, houwen, uithakken {ww.}
hakken
uithouwen
houwen
uithakken {ww.}

ik hak
jij hakt
hij/zij/het hakt

ik hak
jij hakt
hij/zij/het hakt
» meer vervoegingen van hakken

hakken, kappen, bikken, houwen {ww.}
hakken
kappen
bikken
houwen {ww.}

ik bik
jij bikt
hij/zij/het bikt

ik hak
jij hakt
hij/zij/het hakt
» meer vervoegingen van hakken

hak, kap, houw [m] (de ~) {zn.}
hak
kap
houw [m] (de ~) {zn.}
hak, houw (mv. houwen) {zn.}
hak
houw (mv. houwen) {zn.}


Gerelateerd aan houwen

slaan - kloppen - meppen - klappen - hakken - kappen - slag - klap - mep - houw - flap - hak - bijlslag - stoot - tikvormen - slaan - klap - werktuig