Vertaling van mieteren
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
mieteren {ww.}
mieteren {ww.}
ik mieter
jij mietert
hij/zij/het mietert
ik mieter
jij mietert
hij/zij/het mietert
» meer vervoegingen van mieteren
storten, mieteren {ww.}
storten
mieteren {ww.}
mieteren {ww.}
ik mieter
jij mietert
hij/zij/het mietert
ik stort
jij stort
hij/zij/het stort
» meer vervoegingen van storten
Degenen die Jupiter in het verderf wil storten, ontneemt hij eerst hun zinnen
Degenen die Jupiter in het verderf wil storten, ontneemt hij eerst hun zinnen
vallen, flikkeren, donderen, mieteren, lazeren, sodemieteren, ploffen, neerkletteren, kukelen, kletteren, duvelen, bliksemen {ww.}
vallen
flikkeren
donderen
mieteren
lazeren
sodemieteren
ploffen
neerkletteren
kukelen
kletteren
duvelen
bliksemen {ww.}
flikkeren
donderen
mieteren
lazeren
sodemieteren
ploffen
neerkletteren
kukelen
kletteren
duvelen
bliksemen {ww.}
ik bliksem
jij bliksemt
hij/zij/het bliksemt
ik val
jij valt
hij/zij/het valt
» meer vervoegingen van vallen
Laat vallen.
Laat vallen.
Waar gehakt wordt vallen spaanders.
Waar gehakt wordt vallen spaanders.