Vertaling van snater

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
mond [m], bek [m], snater, monding [v] {zn.}
mond [m]
bek [m]
snater
monding [v] {zn.}
De hond had een stuk vlees in zijn bek.
De hond had een stuk vlees in zijn bek.
Doe je mond open.
Doe je mond open.
snateren {ww.}
snateren {ww.}

ik snater
jij snatert
hij/zij/het snatert

ik snater
jij snatert
hij/zij/het snatert
» meer vervoegingen van snateren

bomen, snateren, ratelen {ww.}
bomen
snateren
ratelen {ww.}

ik boom
jij boomt
hij/zij/het boomt

ik boom
jij boomt
hij/zij/het boomt
» meer vervoegingen van bomen

Apen klimmen in bomen.
Apen klimmen in bomen.
De bomen zijn groen.
De bomen zijn groen.
wauwelen, zemelen, snateren, ouwehoeren, meieren, lullen, kletsen {ww.}
wauwelen
zemelen
snateren
ouwehoeren
meieren
lullen
kletsen {ww.}

ik klets
jij kletst
hij/zij/het kletst

ik wauwel
jij wauwelt
hij/zij/het wauwelt
» meer vervoegingen van wauwelen

kwek [m] (de ~), wafel [m] (de ~), waffel [m] (de ~), tater [m] (de ~), snavel [m] (de ~), snater [m] (de ~) {zn.}
kwek [m] (de ~)
wafel [m] (de ~)
waffel [m] (de ~)
tater [m] (de ~)
snavel [m] (de ~)
snater [m] (de ~) {zn.}
babbelen, kleppen, tateren, parlevinken, snappen, snateren, rellen, kakelen, kwetteren, kwekkebekken, kwebbelen, kouten, kletsmeieren, klessebessen, keuvelen, kwekken, kletsen, ratelen {ww.}
babbelen
kleppen
tateren
parlevinken
snappen
snateren
rellen
kakelen
kwetteren
kwekkebekken
kwebbelen
kouten
kletsmeieren
klessebessen
keuvelen
kwekken
kletsen
ratelen {ww.}

ik babbel
jij babbelt
hij/zij/het babbelt

ik babbel
jij babbelt
hij/zij/het babbelt
» meer vervoegingen van babbelen

Laat ons babbelen.
Laat ons babbelen.
snateren {ww.}
snateren {ww.}

ik snater
jij snatert
hij/zij/het snatert

ik snater
jij snatert
hij/zij/het snatert
» meer vervoegingen van snateren



Gerelateerd aan snater

mond - bek - monding - snateren - bomen - ratelen - wauwelen - zemelen - ouwehoeren - meieren - lullen - kletsen - kwek - wafel - waffelmond - spreken - kwaken