Vertaling van verrekenen
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
vereffenen, verrekenen, kwijtschelden {ww.}
vereffenen
verrekenen
kwijtschelden {ww.}
verrekenen
kwijtschelden {ww.}
ik scheld kwijt
jij scheldt kwijt
hij/zij/het scheldt kwijt
ik vereffen
jij vereffent
hij/zij/het vereffent
» meer vervoegingen van vereffenen
vertellen, verrekenen, mistellen {ww.}
vertellen
verrekenen
mistellen {ww.}
verrekenen
mistellen {ww.}
ik mistel
jij mistelt
hij/zij/het mistelt
ik vertel
jij vertelt
hij/zij/het vertelt
» meer vervoegingen van vertellen
Ik zal het niemand vertellen.
Ik zal het niemand vertellen.
Zal je me de waarheid vertellen?
Zal je me de waarheid vertellen?
voldoen, afrekenen, voldaan, afdoen, verrekenen, vereffenen, afbetalen {ww.}
voldoen
afrekenen
voldaan
afdoen
verrekenen
vereffenen
afbetalen {ww.}
afrekenen
voldaan
afdoen
verrekenen
vereffenen
afbetalen {ww.}
ik betaal af
jij betaalt af
hij/zij/het betaalt af
ik voldoe
jij voldoet
hij/zij/het voldoet
» meer vervoegingen van voldoen
Kunnen we afrekenen?
Kunnen we afrekenen?
Je ziet er voldaan uit.
Je ziet er voldaan uit.