Betekenis van:
maken
maken
Werkwoord
- ervoor zorgen dat iets weer werkt
"De jongen vroeg aan zijn vader of die zijn trein kon maken."
maken
Werkwoord
- in elkaar zetten
"Hij was een houten meubel aan het maken."
maken
Werkwoord
- optellen tot een bepaald bedrag
"Dat maakt dan zes euro en tien cent."
maken
Werkwoord
- er bovenop komen; herstellen; repareren; wat stuk is repareren
"een broek/radio/vaas maken"
"iemand kunnen maken en breken"