Betekenis van:
wezen
wezen
Zelfstandig naamwoord
- de aard van iets
"Dat is het wezen van de schilderkunst."
wezen
Zelfstandig naamwoord
- bestaand individu, inzonderlijk een persoon of dier
"Zij was een wonderbaarlijk wezentje."
wezen (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- innerlijke gesteldheid van iem.
"Grootmoedigheid zit niet in zijn wezen."
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
wezen (het ~ | meervoud wezens)
Zelfstandig naamwoord
- het voornaamste deel van een geheel
"het wezen van [de democratie]"
"in wezen"
Synoniemen
- kern
- essentialia
- essentie
- grond
- hoofdpunt
- hoofdzaak
- hypostase
- kernpunt
- kwintessens
- zwaartepunt
- primaat
- substantie
Hyperoniemen
wezen
Werkwoord
- Alternatieve onbepaalde wijs van zijn. Tegenwoordige tijd alleen in de gebiedende wijs: wees(t). De vorm gewezen wordt alleen als bijvoeglijk naamwoord gebruikt
"Hij zal gezegend wezen."
wezen
Werkwoord
- bestaan; bestaan
"[die man] mag er best wezen"
"dat kan wel wezen, maar [het bevalt me niet]"