Vertaling van staak
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
staak {zn.}
staak {zn.}
paal, staak, heipaal {zn.}
paal
staak
heipaal {zn.}
staak
heipaal {zn.}
Door onoplettendheid botste ze met haar auto tegen de paal.
Door onoplettendheid botste ze met haar auto tegen de paal.
staak, bezemsteel , bonenstaak {zn.}
staak
bezemsteel
bonenstaak {zn.}
bezemsteel
bonenstaak {zn.}
staak {zn.}
staak {zn.}
staak {zn.}
staak {zn.}
afbreken, opbreken, opheffen, staken, stelpen, stoppen, stopzetten {ww.}
afbreken
opbreken
opheffen
staken
stelpen
stoppen
stopzetten {ww.}
opbreken
opheffen
staken
stelpen
stoppen
stopzetten {ww.}
ik breek af
jij breekt af
hij/zij/het breekt af
ik breek af
jij breekt af
hij/zij/het breekt af
» meer vervoegingen van afbreken
staken {ww.}
staken {ww.}
ik staak
jij staakt
hij/zij/het staakt
ik staak
jij staakt
hij/zij/het staakt
» meer vervoegingen van staken
paal, staak {zn.}
paal
staak {zn.}
staak {zn.}
tak , staak {zn.}
tak
staak {zn.}
staak {zn.}
Hij sneed een tak van de boom met zijn mes.
Hij sneed een tak van de boom met zijn mes.
staken {ww.}
staken {ww.}
ik staak
jij staakt
hij/zij/het staakt
ik staak
jij staakt
hij/zij/het staakt
» meer vervoegingen van staken
De konijnen staken hun snuitjes uit.
De konijnen staken hun snuitjes uit.
Ik berichtte hem door middel van een sms dat hij zo spoedig mogelijk zijn werk moest staken.
Ik berichtte hem door middel van een sms dat hij zo spoedig mogelijk zijn werk moest staken.
staken {ww.}
staken {ww.}
ik staak
jij staakt
hij/zij/het staakt
ik staak
jij staakt
hij/zij/het staakt
» meer vervoegingen van staken
staken {ww.}
staken {ww.}
ik staak
jij staakt
hij/zij/het staakt
ik staak
jij staakt
hij/zij/het staakt
» meer vervoegingen van staken