Vertaling van steen
steen
tichel
klinker
bouwsteen
baksteen {zn.}
gesteente {zn.}
edelsteen {zn.}
concrement {zn.}
tegel {zn.}
kreunen
stenen
steunen {ww.}
ik kerm
jij kermt
hij/zij/het kermt
ik kerm
jij kermt
hij/zij/het kermt
» meer vervoegingen van kermen
burcht
slot
steen {zn.}
zuchten
kreunen
steunen {ww.}
ik kreun
jij kreunt
hij/zij/het kreunt
ik steen
jij steent
hij/zij/het steent
» meer vervoegingen van stenen
Voorbeelden in zinsverband
Een steen drijft niet.
Een steen drijft niet.
Ik kan deze steen niet oppakken.
Ik kan deze steen niet oppakken.
Dat kind wierp een steen naar de hond.
Dat kind wierp een steen naar de hond.
Verplaats alsjeblieft deze steen van hier naar daar.
Verplaats alsjeblieft deze steen van hier naar daar.
De jongen gooide een steen naar de kikker.
De jongen gooide een steen naar de kikker.
Het lijkt hier wel een huishouden van Jan Steen.
Het lijkt hier wel een huishouden van Jan Steen.
We bestuderen een soort giftige kikker met veel gelijkenis tot een steen.
We bestuderen een soort giftige kikker met veel gelijkenis tot een steen.
Toen ze wakker werden zagen ze een steen naast zich liggen.
Toen ze wakker werden zagen ze een steen naast zich liggen.
Een ezel stoot zich in 't gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen.
Een ezel stoot zich in 't gemeen geen tweemaal aan dezelfde steen.
Wat op de steen staat kan daar niet zonder reden zijn geschreven.
Wat op de steen staat kan daar niet zonder reden zijn geschreven.
Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen
Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen
De druppel holt de steen uit, niet met geweld, maar door keer op keer te vallen
De druppel holt de steen uit, niet met geweld, maar door keer op keer te vallen
Ik laat een marmeren stad achter, die ik in steen heb gekregen
Ik laat een marmeren stad achter, die ik in steen heb gekregen