Vertaling van stuur

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
stuur [o], roer [o] {zn.}
stuur [o]
roer [o] {zn.}
Stuur het naar me op.
Stuur het naar me op.
Stuur me alsjeblieft een kaartje zodra je aankomt.
Stuur me alsjeblieft een kaartje zodra je aankomt.
stuur [o], leidsel, leiding [v] {zn.}
stuur [o]
leidsel
leiding [v] {zn.}
Zodra ik het heb, stuur ik het naar je door.
Zodra ik het heb, stuur ik het naar je door.
De politie arresteerde hem wegens dronkenschap achter het stuur.
De politie arresteerde hem wegens dronkenschap achter het stuur.
stuur [o], joystick [m], stuurtoestel [o] {zn.}
stuur [o]
joystick [m]
stuurtoestel [o] {zn.}
Hij viel in slaap achter het stuur en had een ongeval.
Hij viel in slaap achter het stuur en had een ongeval.
stuur [o] (het ~) {zn.}
stuur [o] (het ~) {zn.}
sturen, besturen, richten, mennen, dirigeren {ww.}
sturen
besturen
richten
mennen
dirigeren {ww.}

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt

ik stuur
jij stuurt
hij/zij/het stuurt
» meer vervoegingen van sturen

Kun je dat per e-mail sturen?
Kun je dat per e-mail sturen?
Ik wil graag dit pakketje naar Canada sturen.
Ik wil graag dit pakketje naar Canada sturen.
sturen, zenden, opsturen, verzenden, opzenden, doen toekomen {ww.}
sturen
zenden
opsturen
verzenden
opzenden
doen toekomen {ww.}

ik stuur op
jij stuurt op
hij/zij/het stuurt op

ik stuur
jij stuurt
hij/zij/het stuurt
» meer vervoegingen van sturen

Ik heb ze gezegd dat ze me nog een ticket moeten opsturen.
Ik heb ze gezegd dat ze me nog een ticket moeten opsturen.
Gelieve ons meer informatie te zenden.
Gelieve ons meer informatie te zenden.
besturen, sturen {ww.}
besturen
sturen {ww.}

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen

sturen {ww.}
sturen {ww.}

ik stuur
jij stuurt
hij/zij/het stuurt

ik stuur
jij stuurt
hij/zij/het stuurt
» meer vervoegingen van sturen

We zouden Jordan naar het ziekenhuis moeten sturen.
We zouden Jordan naar het ziekenhuis moeten sturen.
Ik heb hem gevraagd ons het boek op te sturen.
Ik heb hem gevraagd ons het boek op te sturen.
sturen {ww.}
sturen {ww.}

ik stuur
jij stuurt
hij/zij/het stuurt

ik stuur
jij stuurt
hij/zij/het stuurt
» meer vervoegingen van sturen

Ik moet niet vergeten haar de brief te sturen.
Ik moet niet vergeten haar de brief te sturen.
sturen {ww.}
sturen {ww.}

ik stuur
jij stuurt
hij/zij/het stuurt

ik stuur
jij stuurt
hij/zij/het stuurt
» meer vervoegingen van sturen

sturen {ww.}
sturen {ww.}

ik stuur
jij stuurt
hij/zij/het stuurt

ik stuur
jij stuurt
hij/zij/het stuurt
» meer vervoegingen van sturen

besturen, sturen {ww.}
besturen
sturen {ww.}

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt

ik bestuur
jij bestuurt
hij/zij/het bestuurt
» meer vervoegingen van besturen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Stuur het naar me op.

Stuur het naar me op.

Stuur me alsjeblieft een kaartje zodra je aankomt.

Stuur me alsjeblieft een kaartje zodra je aankomt.

Zodra ik het heb, stuur ik het naar je door.

Zodra ik het heb, stuur ik het naar je door.

De politie arresteerde hem wegens dronkenschap achter het stuur.

De politie arresteerde hem wegens dronkenschap achter het stuur.

Hij viel in slaap achter het stuur en had een ongeval.

Hij viel in slaap achter het stuur en had een ongeval.

Vorige week heb ik u een brief gestuurd en vandaag stuur ik u er nog één.

Vorige week heb ik u een brief gestuurd en vandaag stuur ik u er nog één.