Vervoeging van make
Onbepaalde wijs (infinitief): to make
54 alternatieve vertalingen
- aanleggen
- aanmaken
- aanrichten
- afgaan
- afleggen
- afperken
- afstevenen
- bebouwen
- bedrijven
- bekoren
- bereiken
- beren
- bouwen
- creëren
- doen
- drukken
- kakken
- keutelen
- koersen
- kweken
- laten
- leggen
- leiden
- lospeuteren
- maken
- metselen
- neervlijen
- ontlasten
- opbrengen
- piesen
- pissen
- plassen
- plegen
- poepen
- prepareren
- sassen
- scheppen
- stevenen
- teweegbrengen
- timmeren
- uitbrengen
- uitkakken
- uitpoepen
- uitrichten
- uitvoeren
- urineren
- vastleggen
- verdienen
- veroorzaken
- veroveren
- versieren
- voeren
- wateren
- zeiken
Engels
Nederlands
Present
- I make
- you make
- he/she/it makes
- we make
- you make
- they make
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik houd
- jij houdt
- hij/zij/het houdt
- wij houden
- jullie houden
- zij houden
Simple past
- I made
- you made
- he/she/it made
- we made
- you made
- they made
Onvoltooid verleden tijd
- ik hield
- jij hield
- hij/zij/het hield
- wij hielden
- jullie hielden
- zij hielden
Present perfect
- I have made
- you have made
- he/she/it has made
- we have made
- you have made
- they have made
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gehouden
- jij hebt gehouden
- hij/zij/het heeft gehouden
- wij hebben gehouden
- jullie hebben gehouden
- zij hebben gehouden
Past perfect
- I had made
- you had made
- he/she/it had made
- we had made
- you had made
- they had made
Voltooid verleden tijd
- ik had gehouden
- jij had gehouden
- hij/zij/het had gehouden
- wij hadden gehouden
- jullie hadden gehouden
- zij hadden gehouden
Future
- I will make
- you will make
- he/she/it will make
- we will make
- you will make
- they will make
Toekomende tijd I
- ik zal houden
- jij zult houden
- hij/zij/het zal houden
- wij zullen houden
- jullie zullen houden
- zij zullen houden
Future perfect
- I will have made
- you will have made
- he/she/it will have made
- we will have made
- you will have made
- they will have made
Toekomende tijd II
- ik zal gehouden hebben
- jij zult gehouden hebben
- hij/zij/het zal gehouden hebben
- wij zullen gehouden hebben
- jullie zullen gehouden hebben
- zij zullen gehouden hebben
Conditional present
- I would make
- you would make
- he/she/it would make
- we would make
- you would make
- they would make
Conditionalis I
- ik zou houden
- jij zou houden
- hij/zij/het zou houden
- wij zouden houden
- jullie zouden houden
- zij zouden houden
Conditional perfect
- I would have made
- you would have made
- he/she/it would have made
- we would have made
- you would have made
- they would have made
Conditionalis II
- ik zou hebben gehouden
- jij zou hebben gehouden
- hij/zij/het zou hebben gehouden
- wij zouden hebben gehouden
- jullie zouden hebben gehouden
- zij zouden hebben gehouden
Imperative
- you make
- you make
Imperatief
- jij houd
- jullie houdt