Vertaling van dealt out

Inhoud:

Engels
Nederlands
to deal, to distribute, to administer, to give out, to allocate {ww.}
ronddelen
rondgeven
uitdelen 
uitreiken
verdelen 

I dealt
you dealt
he/she/it dealt

ik deelde rond
jij deelde rond
hij/zij/het deelde rond
» meer vervoegingen van ronddelen

to handle, to treat, to deal, to address, to process, to deal with {ww.}
behandelen 
onderhandelen

I dealt
you dealt
he/she/it dealt

ik behandelde
jij behandelde
hij/zij/het behandelde
» meer vervoegingen van behandelen

Treat a decayed tooth.
Een aangetaste tand/kies behandelen.
to deal, to refer {ww.}
handelen
gaan 

I dealt
you dealt
he/she/it dealt

ik handelde
jij handelde
hij/zij/het handelde
» meer vervoegingen van handelen

apportioned, dealt out, doled out, meted out, parceled out {bn.}
exact
precies
to deal, to sell, to trade {ww.}
scharrelen

I dealt
you dealt
he/she/it dealt

ik scharrelde
jij scharrelde
hij/zij/het scharrelde
» meer vervoegingen van scharrelen

to care, to deal, to handle, to manage {ww.}
zorgen

I dealt
you dealt
he/she/it dealt

ik zorgde
jij zorgde
hij/zij/het zorgde
» meer vervoegingen van zorgen

I will take care of the flowers.
Ik zal voor de bloemen zorgen.
You must take care of your dog yourself.
Je moet zelf voor je hond zorgen.
to consider, to deal, to look at, to take {ww.}
afwegen

I dealt
you dealt
he/she/it dealt

ik woog af
jij woog af
hij/zij/het woog af
» meer vervoegingen van afwegen

to care, to deal, to handle, to manage {ww.}
aankunnen

I dealt
you dealt
he/she/it dealt

ik kon aan
jij kon aan
hij/zij/het kon aan
» meer vervoegingen van aankunnen

to contend, to cope, to deal, to get by, to grapple, to make do, to make out, to manage {ww.}
toekomen
toekunnen
uitkomen
rondkomen

I dealt
you dealt
he/she/it dealt

ik kwam toe
jij kwam toe
hij/zij/het kwam toe
» meer vervoegingen van toekomen

to administer, to allot, to deal, to deal out, to dish out, to dispense, to distribute, to dole out, to lot, to mete out, to parcel out, to shell out {ww.}
uitdelen

I dealt
you dealt
he/she/it dealt

ik deelde uit
jij deelde uit
hij/zij/het deelde uit
» meer vervoegingen van uitdelen

I'll deal out three to each.
Ik zal er aan elk drie uitdelen.
to administer, to allot, to deal, to deal out, to dish out, to dispense, to distribute, to dole out, to lot, to mete out, to parcel out, to shell out {ww.}
verkavelen

I dealt
you dealt
he/she/it dealt

ik verkavelde
jij verkavelde
hij/zij/het verkavelde
» meer vervoegingen van verkavelen

to apportion, to deal, to divvy up, to portion out, to share {ww.}
verdelen
distribueren
delen

I dealt
you dealt
he/she/it dealt

ik verdeelde
jij verdeelde
hij/zij/het verdeelde
» meer vervoegingen van verdelen

to address, to cover, to deal, to handle, to plow, to treat {ww.}
behandelen

I dealt
you dealt
he/she/it dealt

ik behandelde
jij behandelde
hij/zij/het behandelde
» meer vervoegingen van behandelen

to deal, to sell, to trade {ww.}
dealen

I dealt
you dealt
he/she/it dealt

ik dealde
jij dealde
hij/zij/het dealde
» meer vervoegingen van dealen