Vertaling van ordered

Inhoud:

Engels
Nederlands
to command, to order, to tell, to dictate {ww.}
voorschrijven
verordenen
gelasten 
sommeren
bevelen

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik schreef voor
jij schreef voor
hij/zij/het schreef voor
» meer vervoegingen van voorschrijven

to arrange, to put in order, to tidy, to categorize, to collate, to order, to sort {ww.}
terechtbrengen
schikken 
opruimen
ruimen 
regelen 
inrichten

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik bracht terecht
jij bracht terecht
hij/zij/het bracht terecht
» meer vervoegingen van terechtbrengen

to book, to order, to procure {ww.}
aanvragen 
bestellen 

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik vroeg aan
jij vroeg aan
hij/zij/het vroeg aan
» meer vervoegingen van aanvragen

to be in command, to command, to order {ww.}
aanvoeren
bevelen
commanderen
het bevel voeren

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik voerde aan
jij voerde aan
hij/zij/het voerde aan
» meer vervoegingen van aanvoeren

coherent, consistent, logical, ordered {bn.}
consequent
coherent, consistent, logical, ordered {bn.}
ordelijk
geordend
geregeld
coherent, consistent, logical, ordered {bn.}
principieel
beginselvast
coherent, consistent, logical, ordered {bn.}
overzichtelijk
to govern, to order, to regularise, to regularize, to regulate {ww.}
regelen

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik regelde
jij regelde
hij/zij/het regelde
» meer vervoegingen van regelen

to dictate, to order, to prescribe {ww.}
recepteren

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik recepteerde
jij recepteerde
hij/zij/het recepteerde
» meer vervoegingen van recepteren

to grade, to order, to place, to range, to rank, to rate {ww.}
inschalen

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik schaalde in
jij schaalde in
hij/zij/het schaalde in
» meer vervoegingen van inschalen

to dictate, to order, to prescribe {ww.}
dicteren

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik dicteerde
jij dicteerde
hij/zij/het dicteerde
» meer vervoegingen van dicteren

to grade, to order, to place, to range, to rank, to rate {ww.}
plaatsen

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik plaatste
jij plaatste
hij/zij/het plaatste
» meer vervoegingen van plaatsen

I can place the palms of my hands on the floor without bending my knees.
Ik kan mijn handpalmen op de vloer plaatsen zonder mijn knieën te buigen.
to govern, to order, to regularise, to regularize, to regulate {ww.}
reglementeren

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik reglementeerde
jij reglementeerde
hij/zij/het reglementeerde
» meer vervoegingen van reglementeren

to govern, to order, to regularise, to regularize, to regulate {ww.}
regulariseren

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik regulariseerde
jij regulariseerde
hij/zij/het regulariseerde
» meer vervoegingen van regulariseren

to arrange, to order, to put, to set up {ww.}
schikken
rangschikken
structureren
ordenen

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik schikte
jij schikte
hij/zij/het schikte
» meer vervoegingen van schikken

to order {ww.}
aanvragen

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik vroeg aan
jij vroeg aan
hij/zij/het vroeg aan
» meer vervoegingen van aanvragen

to order {ww.}
bestellen

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik bestelde
jij bestelde
hij/zij/het bestelde
» meer vervoegingen van bestellen

Let's order Chinese takeout.
Laten we Chinees bestellen.
Are you ready to order now?
Bent u nu klaar om te bestellen?
to dictate, to order, to prescribe {ww.}
decreteren
verordineren
verordenen

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik decreteerde
jij decreteerde
hij/zij/het decreteerde
» meer vervoegingen van decreteren

to consecrate, to ordain, to order, to ordinate {ww.}
ordineren

I ordered
you ordered
he/she/it ordered

ik ordineerde
jij ordineerde
hij/zij/het ordineerde
» meer vervoegingen van ordineren



Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

I ordered two hamburgers.

Ik heb twee hamburgers besteld.

He ordered them to release the prisoners.

Hij beval hen om de gevangenen vrij te laten.

I ordered those books from Germany.

Ik heb deze boeken in Duitsland besteld.

I ordered a pizza on the phone.

Ik heb telefonisch een pizza besteld.

The king ordered that the prisoner should be set free.

De koning gaf het bevel dat de gevangene vrijgelaten moest worden.


Gerelateerd aan ordered

command - order - tell - dictate - arrange - put in order - tidy - categorize - collate - sort - book - procure - be in command - coherent - consistentbuckram - coherent - determine - fix - assort - say - govern - lay - alter - bespeak - bless